Net als veelvoorkomende vormen van kanker bestaan zeldzame kankers uit verschillende subtypen. Tijdens de virtuele 26e Oncologiedagen 2020 (12-13 november jl.) illustreerde promovenda drs. Marije Weidema (Radboudumc, Nijmegen) dit aan de hand van haar onderzoek bij angiosarcomen en epithelioïd hemangio-endothelioom. Door onderscheid te maken tussen subtypen kan ook voor patiënten met een zeldzame vorm van kanker maatwerk in de behandeling mogelijk worden.
Angiosarcomen (AS) en epithelioïd hemangio-endothelioom (EHE) vormen samen de vasculaire sarcomen, een groep zeldzame kankers met een geschatte jaarlijkse incidentie van één tot twee nieuwe gevallen per 1 miljoen personen, ofwel vijftien tot dertig nieuwe gevallen per jaar in Nederland. “AS kan zowel primair optreden, dus zonder duidelijke oorzaak, of als gevolg van uitlokkende factoren als bestraling, UV-blootstelling of chronisch lymfoedeem, en kan zich in allerlei organen en met een verscheidenheid aan symptomen manifesteren”, legt Marije Weidema uit. De behandeling bestaat, afhankelijk van de locatie, de uitgebreidheid en het ziektestadium uit resectie en/of (neoadjuvante) chemotherapie. “De vijfjaarsoverleving is tot op heden slecht: 20-40% gemiddeld voor alle vormen en stadia.” De verscheidenheid aan presentaties van AS doet al enkele decennia vermoeden dat de aandoening verschillende subtypen omvat. “Hiervoor kon tot nu toe echter nog geen hard bewijs worden gevonden.”
Methyleringsprofielen
Op basis van zowel klinische als pathologiegegevens van 479 AS-casus (1989-2014) wist Weidema dit vermoeden nu steviger te onderbouwen. “Zo is de mediane overleving van patiënten met een primair AS significant korter dan die van mensen met een secundair AS: zeven maanden tegenover 21 maanden.”1 Daarnaast is het mogelijk op basis van DNA-methyleringsprofielen AS te verdelen in vier verschillende clusters.2 “Deze methyleringsclusters corresponderen redelijk met de klinische subtypen. Cluster A1 bevat alleen UV-geassocieerde AS, cluster A2 bijna alleen radiotherapiegeassocieerde AS, B1 omvat vooral wekedelen- en orgaantumoren en B2, ten slotte, lijkt een restcluster. De mediane overleving in cluster A is beter dan die in cluster B.”
Dit brengt Weidema tot de constatering dat het inderdaad waarschijnlijk is dat er verschillende subtypen AS bestaan die mogelijk (deels) samenhangen met de klinische origine van de tumor. “Het is goed hiermee rekening te houden in studies, zowel preklinisch als klinisch, naar nieuwe behandelopties voor AS”, stelt Weidema. Zo laat zij zelf in een in-vitrostudie zien dat UV-geassocieerde AS-cellijnen (waarin DNA-schade waarschijnlijk een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de tumor) gevoelig zijn voor een behandeling met de combinatie van de PARP-remmer olaparib en temozolomide. “Deze middelen vertonen in deze cellijnen sterke synergie.”
Facebook
Aanvullend heeft Weidema een onderzoek gedaan naar de kwaliteit van leven bij patiënten met EHE. “In de hele patiëntenpopulatie is het beloop zeer wisselend; van zeer snel progressief tot een zeer langzaam beloop, ook bij patiënten met veel ziektehaarden. De vijfjaarsoverleving voor de totale populatie bedraagt circa 67%.”
Na benaderd te zijn door de EHE-patiëntenstichting zette Weidema via Facebook een onderzoek op om met een vragenlijst de (verschillen in) kwaliteit van leven bij de patiënten in kaart te brengen. De vragenlijst kon online ingevuld worden via ‘PROFIEL’, een reeds bestaande, veilige omgeving voor het verzamelen van kwaliteit-van-levendata. Aan het onderzoek deden 115 EHE-patiënten uit twintig landen mee. Weidema: “Dat is heel veel voor zo’n zeldzame ziekte.”
Op basis van de aanwezigheid van een tiental symptomen zijn de patiënten in te delen in drie clusters: patiënten met weinig, gemiddeld of veel symptomen.3 “De hoog-symptomatische patiënten hebben vaak agressieve ziekte met bot- en/of pleuralaesies. Ook zijn bij hen de symptomen significant ernstiger dan bij de patiënten in de andere clusters, zelfs ernstiger dan gemiddeld bij palliatieve kankerpatiënten in de laatste drie maanden van hun leven. Op grond van deze gegevens constateren we dat er grote verschillen bestaan tussen EHE-patiënten als het gaat om kwaliteit van leven.”
Innovatieve aanpak
Al met al, concludeert Weidema, is het zinvol ook bij zeldzame vormen van kanker, zoals AS en EHE, niet alle patiënten op één hoop te gooien, maar zo goed mogelijk een onderscheid te maken tussen subtypen patiënten. “Die subtypen vragen elk om een individuele aanpak.” Door veel samen te werken - ook met patiënten - en een innovatieve aanpak te bedenken - bijvoorbeeld dataverzameling via Facebook - is het ook bij zeldzame vormen van kanker mogelijk om degelijk wetenschappelijk onderzoek te doen, stelt ze vast.
Referenties
1. Weidema ME, et al. Cancer (Basel) 2019;11:1780.
2. Weidema ME, et al. Clin Cancer Res 2020;26:93-100.
3. Weidema ME, et al. Acta Oncol 2020;59:975-82.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 1