Bewegingswetenschapper en epidemioloog dr. Laurien Buffart, werkzaam bij het Radboudumc te Nijmegen, gaat bij patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom onderzoeken of een beweegprogramma helpt om de chemotherapie beter te verdragen en een betere overleving te bereiken. Over vier jaar hoopt ze de resultaten van dit onderzoek te kunnen publiceren.
Dat beweging en training gunstige effecten heeft bij patiënten met kanker is voor Laurien Buffart helder. Van huis uit is ze bewegingswetenschapper. Ze deed promotieonderzoek op het gebied van revalidatie in Rotterdam en kwam daarna in de oncologie terecht: ze startte in 2009 bij het Amsterdamse VUmc als postdoc en deed onderzoek naar revalidatie bij kanker. Sinds het begin van dit decennium is ze als onderzoeker werkzaam bij het Radboudumc. Haar onderzoekstalent is opgemerkt door ZonMw, want in het kader van het NWO-talentprogramma Vidi kreeg ze financiering om het effect van bewegen bij chemotherapie te onderzoeken.
“Dat fysieke activiteit een gunstig effect heeft bij patiënten met kanker, was uit eerder onderzoek al bekend. Zo nemen de fitheid en kwaliteit van leven toe. Maar ik wil dit nu gaan onderzoeken op harde uitkomstmaten met betrekking tot de behandeling: de mate waarin fysieke activiteit bepalend is voor hoe goed patiënten chemotherapie kunnen verdragen én of dit uiteindelijk een gunstig effect heeft op de overleving.” Daarbij wil Buffart te weten komen hoe beweegprogramma’s zo effectief en gericht mogelijk kunnen worden ingezet bij specifieke patiëntenpopulaties.
Meta-analyse
Buffart legt uit dat haar motivatie om dit te gaan onderzoeken, voortvloeit uit een meta-analyse die zij enkele jaren geleden uitvoerde met collega’s. Deze toonde gunstige effecten van beweegprogramma’s bij patiënten met kanker.1 “We namen in deze meta-analyse 34 studies mee waarin het effect van fysieke training zowel tijdens als na de behandeling van kanker werd bekeken. In totaal leverde dat data op van 4.519 individuele patiënten. In de meta-analyse waren vooral data van vrouwen met borstkanker en mannen met prostaatkanker opgenomen. Deze data poolden we en analyseerden we vervolgens. Positief was dat beweegprogramma’s een gunstig effect bleken te hebben op de fitheid, vermoeidheid en de kwaliteit van leven. Dat is wat mij betreft de key message uit deze studie”, zegt Buffart.
“Dit gunstige en robuuste effect was er gemiddeld bij grote groepen patiënten en vormt een bevestiging van positieve resultaten uit individuele studies die in de meta-analyse zaten. De individuele patiëntendata uit deze studies hebben we verzameld in een database, waarin we ook data uit eventuele nieuwe studies kunnen toevoegen. Dat maakt het uitvoeren van nieuwe analyses mogelijk. Ook andere universiteiten, zowel uit Nederland als het buitenland, maken hiervan gebruik.”
Fitheid
De meta-analyse toonde dat fitheidsprogramma’s dus gunstige effecten hebben bij patiënten met kanker. Toch was dit effect niet bij alle patiënten even uitgesproken, zegt Buffart. “We zagen bij bestudering van de data dat het patiënten met een lage fitheid soms niet lukt om de fitheid tijdens de behandeling te verbeteren. Ik geloof echter wel dat ze te trainen zijn. De vraag is dan: waarom lukte het hen niet? Hoe zouden we beweegprogramma’s zodanig kunnen aanpassen dat ze er wel profijt van kunnen hebben? Ik denk dat ook kleine beetjes activiteit al positief bij kunnen dragen. Voor sommige patiënten is twee keer per week een fysiotherapeut bezoeken te veel, maar dan zijn er misschien andere, kleinere stappen die ze kunnen zetten, zodat ze toch iets doen om hun fitheid zo goed mogelijk te behouden. Ook zagen we dat de effecten op vermoeidheid afhankelijk waren van de baselinewaarde van vermoeidheid. Het klinkt als een open deur, maar als een patiënt bij de start van een studie niet vermoeid was, dan is het moeilijk om een effect op de vermoeidheid te meten. Als in een studie zowel vermoeide als niet-vermoeide patiënten zijn meegenomen, lijkt het effect van de interventie kleiner. Je krijgt dan geen goed beeld van de mate waarin fysieke activiteit bijdraagt aan het verminderen van vermoeidheid van patiënten met kanker. Daarom is een doelgericht beweegprogramma nodig, toegesneden op de uitgangssituatie van de patiënt.”
Vergoeding
Op dit moment worden in meerdere ziekenhuizen beweegprogramma’s al aangeboden aan patiënten met kanker, maar de vergoeding ontbreekt nog. Dat kan voor patiënten een belemmering zijn om aan een beweegprogramma mee te doen. “Dit neemt niet weg dat ik patiënten sowieso adviseer te bewegen”, zegt Buffart. “Maar ik merk bij de patiënten die meedoen aan studies dat ze het vaak toch lastig vinden om zelfstandig te komen tot meer activiteit. Support hierbij is essentieel. Als je weet dat de gemiddelde Nederlander al te weinig beweegt, dan kun je je voorstellen dat de focus van iemand met een ernstige ziekte al helemaal niet direct ligt bij fysieke activiteit en dat goede begeleiding belangrijk is.”
Hoe ziet een doorsnee beweegprogramma eruit? “De gemene deler die je in studies aantreft is twee keer per week een bezoek aan de fysiotherapeut, waar gedurende een uur wordt getraind. Er wordt getraind voor een bepaald percentage van het kunnen van een patiënt. Er moet geen sprake zijn van ‘onder’- of ‘over’-trainen. Vaak is het een warming-up, met daarna een klein half uur duurtraining en een klein half uur krachttraining. Armen, benen en romp zijn hierbij betrokken, vaak fietsen de patiënten ook nog. Ook wordt wel een intervaltraining gedaan. In Nederland zijn fysiotherapeuten binnen de oncologie aangesloten bij een netwerk als OncoNet. Ook al worden beweegprogramma’s binnen de oncologie nog niet vergoed, toch wil ik zorgverleners binnen de oncologie op het hart drukken om hun patiënten te motiveren zoveel mogelijk te bewegen.”
Gerandomiseerde studie
Om beweegprogramma’s vergoed te kunnen krijgen, moet er bewijs komen voor effectiviteit op harde uitkomstmaten. Daarom is Buffart met haar collega’s een gerandomiseerde studie gestart bij een specifieke groep mensen: patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom.2 Daarin zal het effect van fysieke activiteit – training van het uithoudingsvermogen of spierkrachttraining – worden geëvalueerd op verdraagbaarheid van de chemotherapie en de overleving. Deze studie loopt in dertien Nederlandse ziekenhuizen en de bedoeling is om ongeveer 228 patiënten te includeren om voldoende statistische power te krijgen, zegt Buffart. “Hopelijk kunnen we hiermee een effect aantonen. Omdat we een adaptief design gebruiken, zou het kunnen zijn dat we minder patiënten hoeven te includeren of extra patiënten moeten toevoegen om met grotere zekerheid te kunnen zeggen of er een effect is.”
CHALLENGE-trial
“Uit observationele studies is al wel gebleken dat de overleving van patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom beter is als ze actief zijn dan wanneer ze niet actief zijn. Maar hiermee kun je nog geen causaal verband vaststellen. Dat hopen we met deze studie te kunnen doen. In Canada loopt er nu al ongeveer tien jaar een gerandomiseerde studie naar het effect van fysieke training op dezelfde uitkomstmaten, maar dan in de adjuvante setting. Dat is de Colon Health And Life-Long Exercise ChaNGE (CHALLENGE)-trial.3 In een feasibility-studie bij de eerste 273 patiënten is aangetoond dat de interventie leidde tot vooruitgang in de hoeveelheid dagelijkse activiteit, fitheid en functioneren.4 Onze studie is een aanvulling op deze studie. De insteek is dat je zo weinig mogelijk aanpassingen wilt doen in de chemotherapie om het effect zo groot mogelijk te laten zijn. Wij hopen over vier jaar de resultaten van onze trial te kunnen publiceren”, besluit Buffart.
Voor meer informatie over lopende (pilot)studies vanuit het Radboudumc op het gebied van beweging en kanker, zie laurienbuffart.com/research-project
Referenties
1. Buffart LM, et al. J Natl Cancer Inst 2018;110:1190-200.
2. Aerobic fitness or muscle mass training to improve colorectal cancer outcome (AMICO). Te raadplegeven via clinicaltrials.gov/study/NCT04754672
3. Courneya KS, et al. Curr Oncol 2008;15:279-85.
4. Courneya KS, et al. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2016;25:969-77.
Drs. Marc de Leeuw, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 6