Dr. Maurice Perol (Léon Bérard Cancer Center, Lyon, Frankrijk) benadrukte tijdens zijn presentatie over onderhoudsbehandeling bij longcarcinoom dat deze strategie leidt tot een vertraagde ziekteprogressie en een verbetering van symptomen zonder dat dit de kwaliteit van leven nadelig beïnvloedt. Verder ging hij tijdens het 20e Nationale Longkanker Symposium in Amsterdam in op de waarde van onderhoudstherapie in het tijdperk van immunotherapie.
Voor de voorheen veelgebruikte watch-and-waitstrategie, waarbij de behandeling na een platinumgebaseerde therapie werd gestopt tot het moment van progressie, bestond geen duidelijke klinische rationale, stelde Maurice Perol aan het begin van zijn presentatie. “Hiervoor werd voornamelijk gekozen wegens cumulatieve toxiciteit van de platinumgebaseerde behandeling en een gebrek aan andere behandelopties.” Met deze strategie bleken relatief veel patiënten, in klinische studies ongeveer één derde van de patiënten, niet toe te komen aan een tweedelijnsbehandeling, vertelde Perol. “Dit terwijl het behandeld zijn in de tweede lijn een belangrijke prognostische factor is voor de totale overleving.”
Bij onderhoudsbehandeling worden twee concepten toegepast. Bij switch-maintenancetherapie wordt na de eerste behandeling direct een tweede medicijn gegeven, terwijl bij continuation-maintenancetherapie doorbehandeld wordt met hetzelfde middel als in de eerste lijn. Perol: “Bij switchtherapie krijgen alle patiënten een tweedelijnsbehandeling, waardoor wordt voorkomen dat een deel hier niet meer aan toe komt. Nadeel is dat wanneer vervolgens sprake is van progressie, er een behandeloptie minder is. Daarbij is er geen duidelijkheid over de effectiviteit van het tweede medicijn.” Bij continueren van het eerstelijnsmiddel blijven alle tweedelijnsopties behouden en is een voordeel dat duidelijk is dat patiënten reageren op de therapie. Nadelen van deze optie zijn dat het niet waarschijnlijk is dat de tumorrespons verder verbetert en dat er een risico is op cumulatieve toxiciteit, aldus Perol.
Voordeel totale overleving
Een meta-analyse naar het effect van onderhoudsbehandeling toonde dat dit gepaard gaat met een significant overlevingsvoordeel (HR 0,84).1 “Wanneer alleen gekeken wordt naar switch-onderhoudsbehandeling was er ook een voordeel wat betreft algehele overleving, met een HR van 0,84. Dit is grotendeels een gevolg van de resultaten van twee grote fase 3-onderzoeken, de SATURN-trial met erlotinib en de JMEN-trial met pemetrexed.” Bij continuation-onderhoudstherapie wordt ook een langere overleving gezien, liet Perol zien, maar is het verschil niet significant. “Het relatieve voordeel van de behandeling lijkt vergelijkbaar met dat bij switch-onderhoud (HR 0,92).”
De belangrijkste vraag is echter welke patiënten baat hebben bij een onderhoudsbehandeling, benadrukte Perol. “Als je kijkt naar de curves van de PARAMOUNT-studie blijkt dat bij ongeveer 15% van de patiënten ook zonder onderhoudsbehandeling gecontroleerde ziekte ontstaat na een inductiebehandeling. Daarnaast is bij ongeveer 30% van de patiënten die een onderhoudsbehandeling krijgen, sprake van progressie tijdens de eerste controle.” Hiervoor zijn geen biomarkers beschikbaar en dus moet de keuze gemaakt worden op klinische factoren. Daarnaast speelt mee welke inductiebehandeling patiënten hebben gehad en moeten patiëntkenmerken worden meegewogen. Perol: “De performance status (PS) na afloop van de inductiebehandeling is waarschijnlijk de belangrijkste factor hierbij, omdat in alle studies bleek dat patiënten met een PS≥2 na afloop van de inductiebehandeling geen voordeel hadden bij een onderhoudsbehandeling.” Verder lijken ook oudere patiënten relatief gezien minder baat te hebben bij een onderhoudsbehandeling, mogelijk omdat bij deze groep cumulatieve toxiciteit een grotere rol speelt.
Tot slot besprak Perol de rol van onderhoudsbehandeling in relatie tot behandeling met immunotherapie. Hij stelde dat dit nog steeds een optie is bij patiënten die in de eerste lijn behandeld worden met platinumgebaseerde chemotherapie. De beschikbaarheid van immunotherapie in de tweede lijn is volgens Perol geen reden om de duur van de eerstelijnsbehandeling te verkorten.
Referentie
1. Behera M, et al. Lung Cancer 2012;77:331-8.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 2