Prof. dr. Tim Vanuytsel, gastro-enteroloog in het UZ Leuven in België, sprak tijdens de Masterclass Palliatieve Zorg van het Landelijk Netwerk Verpleegkundig Specialisten Oncologie op 24 en 25 september jl. in Veenendaal over obstipatie in de palliatieve fase.
“Obstipatie komt wereldwijd bij ongeveer 17% van de mensen voor. In de palliatieve setting loopt dat op tot gemiddeld 55%, met een spreiding tussen 40 en 90%”, vertelt Tim Vanuytsel. “Het beïnvloedt de kwaliteit van leven negatief en kan voor secundaire problemen zorgen, zoals misselijkheid en braken, hemorroïden, anale fissuren, obstructie, urineretentie en pijn.”
Herkenning
Obstipatie wordt vaak niet herkend en wordt daardoor te laat of incorrect behandeld. Hoe herken je obstipatie dan bij een patiënt? “Om te beginnen kun je iemand vragen stellen over de stoelgang met behulp van gestandaardiseerde vragenlijsten. Het is ook belangrijk om de buik te bevoelen en de perianale streek te onderzoeken”, benadrukt Vanuytsel. “Eventueel doe je een rectaal onderzoek.”
Daarnaast bestaan verschillende (andere) onderzoeken waarmee (de oorzaak van) obstipatie kan worden opgespoord, hoewel dit in de context van de palliatieve fase meestal niet aangewezen is. Zo is er een test om de doorgangstijd en de locatie van een eventuele stremming te bepalen (transittest). Ook bestaat een methode om de druk die de sluitspier kan uitoefenen te meten (anorectale manometrie). Met de ballonexpulsietest is het functioneren van hoger gelegen spieren te bepalen. Tevens is het defecatieproces te volgen middels beeldvorming (defecografie).
Oorzaken
In de palliatieve fase zijn verschillende oorzaken van obstipatie mogelijk. De oorzaak kan rechtstreeks samenhangen met de ziekte, zoals bij colorectale kanker, maar kan ook in verband staan met metabole problemen (bijvoorbeeld dehydratie, hyperkaliëmie of diabetes mellitus), neuromusculaire afwijkingen, neurologische afwijkingen, veranderde weefselstructuren (bijvoorbeeld door bestraling), pijn en medicatie. “Opioïden hebben het grootste aandeel in medicatiegeïnduceerde obstipatie”, zegt Vanuytsel.
Opioïden
Opioïden zijn krachtige analgetica met een breed werkingsspectrum, die worden ingezet als andere pijnmedicatie faalt. Ze verlagen de pijnsensatie door aan µ-opioïdreceptoren te binden en zo signaaloverdracht te blokkeren. Het gebruik van opioïden kent ook een nadeel. “Binding van deze middelen aan µ-opioïdreceptoren kan ook resulteren in een lagere motiliteit van de darmwand. Daarnaast verhogen opioïden de tonus van de anale sfincter. Bij elkaar kan dat leiden tot obstipatie. Minstens 40% van de chronische opioïdgebruikers heeft daar last van”, zegt Vanuytsel. Hij raadt dan ook preventiemaatregelen aan bij het voorschrijven van opioïden. “Privacy tijdens het poepen kan al helpen, evenals een voetenkrukje voor een goede positie tijdens de defecatie. Voldoende vochtinname en voldoende beweging zijn ook belangrijk.”
Treedt bij een patiënt toch obstipatie op, dan zijn verschillende behandelingen mogelijk. Vanuytsel: “De gebruikelijke laxerende middelen hebben een beperkte effectiviteit. De serotonine 4-receptoragonist prucalopride verhoogt de motiliteit van de darmen en versnelt daarmee de transit. Het middel linaclotide zorgt voor toename van intestinaal vocht en ook voor een versnelde transit. Bovendien heeft het een pijnstillend effect. Voor beide middelen geldt echter dat de werking beperkt is aangetoond. Perifeer werkende µ-opioïdreceptorantagonisten, zoals naloxegol, zijn wel een aantrekkelijke behandeloptie. Deze blokkeren het effect van opioïden in de darm, terwijl de pijnstilling intact blijft doordat zij de bloed-hersenbarrière niet kunnen passeren en dus niet de µ-opioïdreceptoren in de hersenen blokkeren.”
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 6