Met name het succes van Lutetium-177-PSMA als behandeling bij prostaatkanker heeft de therapeutische rol van de nucleaire geneeskunde in de oncologie in de schijnwerpers gezet. Nucleair geneeskundige prof. dr. Wim Oyen (Rijnstate, Arnhem) brengt als kwartiermaker medische isotopen het huidige proces van de academische ontwikkeling van nieuwe radiofarmaca in kaart. Het initiatief DECISIVE, waarvan prof. dr. Sandra Heskamp (hoogleraar Nucleaire Beeldvorming en Therapie in Immuno-oncologie aan het Radboudumc, Nijmegen) een van de initiatiefnemers is, heeft als doel in Nederland verdere innovaties in de nucleaire geneeskunde te faciliteren, zodat nieuwe producten sneller de patiënt kunnen bereiken.
“Het therapeutische succes van Lutetium-177-PSMA heeft ertoe bijgedragen dat de oncologische wereld anders is gaan kijken naar de nucleaire geneeskunde”, constateert Sandra Heskamp. “Werd het vakgebied tot nu toe door velen vooral in verband gebracht met beeldvorming, het succes van 177Lu-PSMA in de behandeling van prostaatkanker zette de therapeutische toepassing van radiofarmaca in de oncologie stevig in de schijnwerpers. Dat was in mindere mate eerder al het geval bij de goedkeuring van het therapeutisch gebruik van 177Lu-dotataat voor de behandeling van neuro-endocriene tumoren, maar dat betrof veel minder patiënten dan nu bij prostaatkanker. Het grote aantal prostaatkankerpatiënten en het feit dat de behandeling met 177Lu-PSMA een duidelijke, positieve impact heeft op het leven van de patiënten heeft veel belangstelling gegenereerd voor deze kant van de nucleaire geneeskunde.”
Kwartiermaker
Ook op overheidsniveau is er sprake van een toegenomen belangstelling voor de nucleaire geneeskunde. Afgelopen september werd Wim Oyen door de minister van VWS benoemd tot kwartiermaker medische isotopen.
“Mijn opdracht is het in kaart brengen van de academische ontwikkeling van nieuwe radiofarmaca met als doel deze sneller en betaalbaar beschikbaar te krijgen voor de reguliere patiëntenzorg. Deze opdracht komt voort uit de constatering dat er op academisch niveau in Nederland veel gebeurt op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe radiofarmaca, zowel voor de diagnostiek als voor de therapie, maar dat hiervan maar weinig doordringt tot de reguliere zorg. De vraag is nu waar en waardoor het proces stokt voordat de reguliere zorg wordt bereikt. En natuurlijk wat er gedaan kan worden om dat proces te versnellen.”
Breed en divers veld
De huidige interesse van de overheid voor het ontwikkelen van nieuwe radiofarmaca komt overigens niet uit de lucht vallen, merkt Oyen op. “Afgelopen Prinsjesdag maakte de regering bekend dat zij de bouw van PALLAS, de nieuwe reactor in Petten voor het maken van medische isotopen, financieel mogelijk zal maken. De overheid heeft er natuurlijk ook belang bij dat die investering straks goed gebruikt wordt. Vandaar de vraag van VWS aan mij om het veld van de ontwikkeling van nieuwe radiofarmaca – van lab tot kliniek – in Nederland in kaart te brengen, compleet met het identificeren van alle knelpunten die zich daarbij momenteel voordoen en suggesties hoe die op te lossen.”
Dat veld is breed en heel divers, weet Oyen. “Dat loopt van fundamenteel onderzoek via translationeel onderzoek tot klinische trials, en omvat een breed spectrum aan beroepsgroepen waaronder fysici, chemici, biologen, diverse soorten artsen, apothekers, technici, enzovoort. Dit is dan weer verdeeld over diverse partijen: om te beginnen de ‘makers’ van de isotopen zoals in Petten maar ook de lokale cyclotrons, vervolgens de researchgroepen aan de universiteiten, die moleculen bedenken waaraan deze isotopen gekoppeld moeten worden om gebruikt te kunnen worden als diagnosticum of therapeuticum, en ten slotte de commerciële partijen, die uiteindelijk de klinische studies met zo’n product financieel moeten ondersteunen en het product daarna op de markt gaan brengen.”
Samenwerking ontbreekt
Wat Oyen in het halve jaar dat hij nu als kwartiermaker actief is in ieder geval al duidelijk is geworden, is dat het in het geschetste veld ontbreekt aan samenwerking. “Als gevolg van de relatieve onbekendheid met het vakgebied nucleaire geneeskunde is er weinig contact met de spelers buiten de keten. Er liggen bij wijze van spreken allerlei nuttige moleculen op de plank bij onderzoekers die geen band hebben met de nucleaire geneeskunde. Geef die moleculen aan Sandra [Heskamp, red.] en haar collega’s, dan koppelt ze er een radio-isotoop aan en heb je een nieuw radiofarmacon voor beeldvorming of behandeling.
Met andere woorden: Veel kennis en ook nuttige producten zijn in Nederland al voorhanden, maar het ontbreekt aan de nodige samenwerking om deze zo efficiënt mogelijk door de keten te voeren. Ik probeer daarom nu de verschillende specialismen te betrekken bij het identificeren van de gebieden waarin de nucleaire geneeskunde een rol kan spelen bij het oplossen van medische vragen en problemen. Het is mijn opdracht om bruggen te bouwen tussen de diverse spelers.”
Keten van infrastructuur
Een concreet initiatief dat hierbij nauw aansluit is DECISIVE (www.ngfdecisive.nl). “DECISIVE is een project dat later dit jaar ingediend gaat worden bij het Nationaal Groeifonds, een initiatief van de overheid dat investeert in projecten die een zo groot mogelijke bijdrage leveren aan duurzame en structurele economische groei”, vertelt Heskamp, een van de initiatiefnemers van DECISIVE. (red. Na een stemming in de Tweede Kamer op 19 maart 2024 is de openstelling van de vierde ronde van het Nationaal Groeifonds tot nader order uitgesteld.)
“Het doel van DECISIVE is in Nederland te komen tot een keten van infrastructuur en samenwerking die het bedenken en op een efficiënte manier ontwikkelen en preklinisch en klinisch testen van nieuwe radiofarmaca tot een eindproduct faciliteert. Zoals Wim al zei: de weg van laboratorium naar reguliere klinische toepassing van een nieuw radiofarmacon is hobbelig en duurt lang.
Via DECISIVE willen we de samenwerking tussen de verschillende spelers verbeteren. Zodat in de fase van het fundamentele onderzoek al gedacht wordt over wat de volgende stap in de richting van de kliniek zou moeten zijn en wie daarvoor benaderd moet worden. En dat de onderzoekers die een klinische fase 1- of fase 2-studie uitvoeren al weten bij wie zij terecht kunnen om – in geval van gunstige uitkomsten – hierna een registratiestudie te kunnen uitvoeren. Dat alles moet leiden tot een snellere beschikbaarheid van nieuwe radiofarmaca in de reguliere zorg wereldwijd.”
Vergunningen
Een bijzondere hobbel bij het ontwikkelen van nieuwe radiofarmaca is het feit dat het radioactieve stoffen betreft, vertelt Heskamp. “Dit levert vooral extra uitdagingen op zodra het nieuwe radiofarmacon klinisch getest gaat worden. Om te beginnen hebben veel radiofarmaca maar een zeer beperkte levensduur. Dat betekent dat je bij het uitvoeren van een klinische studie gebonden bent aan zeer strakke tijdschema’s. Als het product binnenkomt, moet de patiënt gereed zijn voor behandeling.
Daarnaast heb je bij het werken met radioactieve stoffen te maken met specifieke vergunningen, voorschriften en regels. Voor niet-academische ziekenhuizen, waar de meerderheid van de patiënten zich bevinden, is het daardoor soms lastig om aan studies mee te doen. Nog afgezien van het feit dat het voor zorgverleners in perifere ziekenhuizen door de toegenomen efficiëntiedruk toch al lastig is om tijd vrij te maken voor het meewerken aan klinische studies.
Via DECISIVE willen we de dialoog over zulke zaken naar voren halen: wat is er nodig om op alle niveaus de ontwikkeling van een nieuw radiofarmacon zo soepel mogelijk te kunnen laten verlopen.” Oyen: “Als kwartiermaker probeer ik nu zoveel mogelijk hobbels te identificeren en in ieder geval al aan te kaarten op het niveau van toezichthouders, regelgevers en andere organisaties die daarover gaan.”
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2024 vol 15 nummer 2