Een internationaal onderzoeksconsortium onder leiding van de Universiteit Twente heeft 4,35 miljoen euro onderzoekssubsidie ontvangen om een nieuw apparaat te ontwikkelen voor de diagnostiek van borstkanker. De Zwitserse overheid vult het subsidiebedrag aan tot 5,1 miljoen euro. Dr. Srirang Manohar (universitair hoofdocent Biomedical photonic imaging, Universiteit Twente) en prof. dr. Lioe-Fee de Geus-Oei (hoogleraar Moleculaire beeldvorming, Universiteit Twente en Leids Universitair Medisch Centrum) noemen het nu al een ‘droomapparaat’ en zijn ervan overtuigd dat het deze kwalificatie in de praktijk gaat waarmaken.
De mammadiagnostiek op basis van de huidige diagnostische apparatuur is waardevol, maar kent ook forse nadelen, stelt Lioe-Fee de Geus-Oei. “In de eerste plaats vormen siliconen borstprothesen en littekenweefsel na chirurgie, excisiebiopsie en radiotherapie een beperking om tot correcte diagnostiek te komen”, stelt ze. “Op basis van MRI is het tot zes maanden na chirurgie en anderhalf tot twee jaar na radiotherapie niet goed mogelijk om te differentiëren tussen benigne en maligne weefsel.
Een tweede probleem betreft de multifocaliteit. Als operateur wil je al die ‘spotjes’ wegnemen, maar op grond van de diagnostische beelden is de uitgebreidheid ervan moeilijk te bepalen. Met name bij lobulair carcinoom is het moeilijk de grootte en de multifocaliteit te bepalen.
Verder is er een probleem bij gevorderde borsttumoren die niet direct operabel zijn of waarbij men borstsparend te werk wil gaan. In deze gevallen kan gekozen worden voor neoadjuvante therapie. Het is dan moeilijk te bepalen of en in welke mate het kankerweefsel afneemt en hoe groot exact het operatiegebied moet zijn na downstaging. Ook dit wordt veroorzaakt doordat littekenweefsel met de huidige technieken niet goed onderscheiden kan worden van viable tumorweefsel.
Dan is er nog de problematiek van lymfekliermetastasen van een mammacarcinoom waarbij de primaire tumor niet vast te stellen is. Met de bestaande diagnostiek lukt dit in 40 tot 70% van de gevallen niet. Je enige optie als behandelaar is dan feitelijk de hele borst verwijderen, wat niet direct wenselijk is.
En dan zijn er nog de erfelijke tumoren die dusdanig agressief kunnen zijn dat je feitelijk tweemaal per jaar een MRI zou willen verrichten om intervaltumoren op tijd op te kunnen sporen.”
Oplossingen bieden
Is het apparaat dat nu in ontwikkeling is, en dat inmiddels de naam Pammoth heeft meegekregen, in staat om al deze problemen te ondervangen? “We denken van wel”, stelt Srirang Manohar, “omdat het een combinatie biedt van twee technieken: fotoakoestiek en echografie. Ultrageluid biedt een anatomisch beeld van de borst. En fotoakoestiek geeft informatie over moleculair specifiek optisch contrast, wat informatie verschaft over de functie en eigenschappen van de tumor. Het geïntegreerde systeem maakt geen gebruik van straling en ook niet van borstcompressie.”
Dit laatste is voor patiënten een zeer belangrijk voordeel, benadrukt De Geus-Oei. Ze zegt: “De patiëntenvereniging heeft op basis van onderzoek vastgesteld dat 19 tot 25% van de patiënten die compressie dermate belastend vindt dat ze afzien van de screening.”
En er is nóg een probleem dat met het nieuwe instrument wordt ondervangen, namelijk dat van de onduidelijkheid van de beelden bij jonge vrouwen, bij wie het borstweefsel nog erg dicht is. “We hebben in een eerdere fase van de ontwikkeling van ons nieuwe apparaat al in een beperkte groep vrouwen onderzoek gedaan naar borstdensiteit”, vertelt Manohar. “Hieruit bleek dat bij onze techniek ook bij dicht weefsel een tumor beter te onderscheiden is dan met röntgen. De fotoakoestische techniek maakt het bovendien mogelijk het gebruik van contrastvloeistof achterwege te laten. De techniek gebruikt als het ware het bloed als contrastweefsel en stelt ons zo in staat om de hoeveelheid bloedvaten die rond een gezwel aanwezig zijn in kaart te brengen.”
Kosteneffectief
Het apparaat zal veel goedkoper zijn dan de nu gebruikte apparatuur en zal niet veel groter zijn dan een ziekenhuisbed. Voor de toepassing is geen aanvullende apparatuur nodig, dus het is in iedere willekeurige ruimte toepasbaar. Manohar noemt de ambitie om ook real time imaging te bieden een grote uitdaging, maar stelt dat het wel reëel is. Al met al zijn de verwachtingen hoog. Maar is het geen risico om iets wat nog uitontwikkeld moet worden nu al een ‘droomapparaat’ te noemen? “Ik begrijp de vraag”, zegt Manohar, “maar ik ben er niet bang voor. De verwachting hangt samen met de zorgvuldigheid waarmee het consortium tot stand is gebracht dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het apparaat. We hebben gekeken naar de state of the art en naar de tekortkomingen daarvan en we weten dat we met het apparaat dat we nu ontwikkelen in staat zijn om al die tekortkomingen te ondervangen.”
De Geus-Oei vult aan: “Als ik hier niet in zou geloven, zou ik de ontwikkeling ervan niet steunen met klinisch onderzoek. Biomedische imaging heeft dit soort innovaties nodig. Niet alleen om tot betere resultaten te komen, maar ook om de zorg betaalbaar te houden.” Manohar beaamt dat het apparaat ook kostentechnisch interessant zal zijn. “We hebben ook een spin-offbedrijf van de Universiteit Twente in het consortium geïncludeerd dat al kijkt naar opties voor standaardisatie van componenten, zodat aan het eind van het project het klinisch prototype snel in productie kan worden genomen.”
Klinische trials
Op dit moment is het echter nog niet zover dat het apparaat in productie kan worden genomen. “De subsidie is alleen voor de verdere ontwikkeling”, zegt Manohar, “niet voor klinisch onderzoek op grote schaal. De klinische trials na voltooiing van het apparaat zullen naar verwachting nog twee tot drie jaar in beslag gaan nemen. Maar als het eenmaal zover is, kan – door het voorwerk naar standaardisatie van componenten dat nu al plaatsvindt – snel worden ingezet op productie op grote schaal. Op sommige onderdelen van het onderzoek rust al patent.”
In de laatste fase is ook de inbreng van de Borstkankervereniging belangrijk, stelt De Geus-Oei. “Die kan adviseren over hoe praktisch het is wat wij in de fase van klinische studies willen gaan doen”, zegt ze. “Ook kan ze kritisch meelezen met de informatie die we moeten gaan verstrekken om bij patiënten tot informed consent te komen. En ze speelt een rol in kennisverspreiding naar het veld en naar de zorgverzekeraars als het apparaat er eenmaal is.”
‘High Tech Human Touch’ is het adagium van de Universiteit Twente. Door integratie van technische en medische wetenschap te realiseren kunnen zorgvernieuwende innovaties vlotter de patiënt bereiken.
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 6