Per 1 september is hoogleraar Interne oncologie prof. dr. Stefan Sleijfer de decaan van het Erasmus MC te Rotterdam. Ook wordt hij er vicevoorzitter van de Raad van Bestuur. Duurzaamheid van de zorg en van de samenleving ligt rechtstreeks in elkaars verlengde, is zijn stelling.
Stefan Sleijfer trad in de voetsporen van zijn vader door internist-oncoloog en hoogleraar te worden. Sleijfer senior zei bij zijn inaugurele rede: ‘Tot op de dag van vandaag vraag ik mij nog steeds af wat ik hier eigenlijk doe’. Vraagt Sleijfer junior zich dit ook wel eens af nu hij ‘ja’ gezegd heeft tegen zijn nieuwe functies? “Life is what happens to you while you’re busy making other plans, nietwaar”, zegt hij. Je begint ergens aan en dat evolueert. Dat ik ja heb gezegd, heeft inhoudelijke en persoonlijke redenen en die lopen door elkaar.
Iets voor anderen betekenen is voor mij een belangrijke drijfveer en dat doe je als internist-oncoloog op een directe manier. Als je vervolgens afdelingshoofd wordt, zie je dat dat een extra lading krijgt doordat je een groep zo probeert aan te sturen en in te richten dat je synergie krijgt en zo nog meer voor mensen kunt betekenen dan die individuen van die groep alleen kunnen doen.
In mijn nieuwe positie kan dat hopelijk nog beter. We worden met zulke grote zaken geconfronteerd: vergrijzing, groeiende zorgvraag, krimpende beroepsbevolking, daling van het aantal mensen dat in de zorg werkt, een pandemie ook nog. We moeten dus manieren zoeken om de bevolking langer gezond te houden en op een duurzame manier goede zorg te verlenen als ze ziek worden. Als decaan en vicevoorzitter kun je dan nog meer impact hebben in dat iets voor anderen betekenen.”
Wel op een veel minder directe manier dan in het één-op-één contact tussen arts en patiënt, geeft Sleijfer toe. “Maar professionals opleiden, onderzoek vormgeven en in dat alles als decaan een rol spelen is een interessant alternatief.”
Duurzaamheid
Bij zijn aanvaarding van de nieuwe functies stelde Sleijfer dat, gezien de grote uitdagingen waar de gezondheidszorg voor staat, veel aandacht nodig is voor de duurzaamheid van zowel de zorg als de samenleving. “De COVID-crisis illustreert hoezeer die twee met elkaar samenhangen”, zegt hij. “Het is een gezondheidsissue met een enorme impact op de samenleving. Maar sowieso, zo lang je gezond bent, zijn veel dingen belangrijk in je leven, maar als je ziek bent is dat er maar één. Als zorgprofessionals zijn we dus belangrijk voor de duurzaamheid van de samenleving.”
Maar is de rol van de zorg in de gezondheid van de samenleving niet redelijk bescheiden in verhouding tot scholing, arbeid en bestaanszekerheid? “Er zijn zeker meer pijlers van goede gezondheid”, zegt Sleijfer. “In grote maatschappelijke uitdagingen hangen veel aspecten met elkaar samen. Maatschappelijke problemen zijn nooit alleen technologisch of sociaal van aard. Daarom is het belangrijk dat wetenschapsgebieden naar elkaar toegroeien, en dat maakt onze convergentie met TU Delft en de Erasmus Universiteit Rotterdam zo waardevol. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking in de verkenning van technologische ontwikkelingen om met minder mensen meer zorg te kunnen bieden. Of denk aan het terugdringen van de perinatale sterfte die in sommige delen van Rotterdam onevenredig hoog is, of aan de gevolgen van obesitas. De impact die we op dergelijke zaken kunnen hebben, reikt, zeker mede door die convergentie, veel verder dan de muren van het ziekenhuis.”
Technologie en preventie
Die bredere ambitie om een actieve rol te spelen in het duurzaam houden van de samenleving past bij de academische centra, stelt Sleijfer. Wetenschappelijk onderzoek - dat zich bezighoudt met de kleinste structuren van de cellen tot grootschalige interventies in de bevolking - zoals in het Erasmus MC, kan daaraan bijdragen, stelde hij bij het aanvaarden van zijn nieuwe functies. Het bekendste voorbeeld: het bevolkingsonderzoek voor darmkanker. “Binnen de oncologie bestaan ongetwijfeld meer zinvolle mogelijkheden voor bevolkingsonderzoek langs dezelfde lijnen”, zegt hij.
“Tegelijkertijd denk ik dat we - met het oog op de ontwikkelingen in zorgtechnologie - die darmkankerscreening in de toekomst anders gaan doen. In de samenwerking met TU Delft kan ik mij bijvoorbeeld voorstellen dat dit in de toekomst gaat met een slimme pleister die bloed of gemuteerd DNA detecteert. Smartphones bieden nu al mogelijkheden om mensen langer gezond te houden en die technologie zal een steeds belangrijkere rol gaan spelen.”
Daarmee zal het steeds beter mogelijk worden om preventie vorm te geven. “Het nadeel daarvan is wel dat die zich pas na langere tijd uitbetaalt”, zegt Sleijfer. “Onze taak als academisch centrum is het belang ervan aan te tonen, en in samenwerking met de universiteit de effectiviteit ervan in euro’s.”
Scherp blijven
Als decaan is Sleijfer zich bewust van het feit dat wetenschappelijk onderzoek niet op zichzelf staat. Het gaat ook om de vertaling ervan in de opleiding van toekomstige zorgprofessionals. “Die moeten scherp blijven op de vraag of wat we met diagnostiek en behandeling doen, oplevert wat we ermee beogen”, zegt hij.
“Studies naar nieuwe medicijnen in de oncologie laten zien dat dit niet vanzelfsprekend is. Die medicijnen bewijzen hun meerwaarde in gerandomiseerde klinische studies, waarin geïncludeerde patiënten aan strikte voorwaarden voldoen. Bij succes vinden ze hun weg naar de kliniek en naar het basispakket van de zorgverzekering. Dan worden ze in de klinische praktijk ook toegepast bij patiënten die niet voldoen aan die criteria die tijdens de trials werden gesteld. Bij hen zijn de bijwerkingen dan ernstiger en is het effect minder. De toepassing belast dan de patiënt en het kost bovendien veel geld, dat daarmee niet elders in de zorg kan worden benut. Behandelaars moeten zich daar veel meer van bewust zijn.
Ik denk dat nu veel patiënten worden overbehandeld, met onvoldoende meerwaarde afgewogen tegen de bijwerkingen. In dat licht vind ik het bijzonder dat nog steeds studies worden verricht in heel selecte patiëntengroepen. Dat kan anders. Een optie is de behandeling uitsluitend bieden aan patiënten die aan de inclusiecriteria van de trials voldoen, zodat we precies weten dat de meerwaarde opweegt tegen de belasting, voor de patiënt en de maatschappij. Een andere optie is de inclusiecriteria van registratiestudies verbreden en zorgen dat die meer aansluiten bij de eigenschappen zoals we die zien in de spreekkamer. Ik denk dat de farmaceutische industrie dit laatste snel zal gaan doen als wij als samenleving zeggen: we vergoeden het middel alleen voor toepassing bij patiënten die aan de inclusiecriteria voldoen.”
Verantwoordelijkheid
Sleijfer zegt het gevoel te hebben dat er bij de artsen in opleiding meer bewustzijn is voor dit maatschappelijke aspect van het werk. “Ons ErasmusArts 2030-initiatief ontwikkelt nu plannen om de aandacht voor maatschappelijke verantwoordelijkheid in alle fasen van de opleiding aan bod te laten komen”, zegt hij.
Krijgen die toekomstige professionals ook de ruimte om hierin hun rol te pakken? Aios haken af of worden geconfronteerd met burn-out, jonge klaren komen moeilijk aan de slag in hun vakgebied. “Voor mij een heel belangrijk aandachtspunt uiteraard”, zegt Sleijfer. “De decaan is eindverantwoordelijk voor de faculteit tenslotte en ook voor de medisch specialistische vervolgopleidingen. Dus moet ik in conclaaf met alle partijen die hierin een rol spelen.”
Blijft hij daarnaast - gelet op zijn achtergrond - speciale aandacht geven aan oncologie? “Een derde van alle activiteiten in zorg en onderzoek hier is daarop gericht, dus dat ligt voor de hand”, zegt hij. “Maar diezelfde aandacht heb ik ook voor alle andere vakgebieden, en die wil ik ook hebben voor preventie en nazorg.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 5