Netwerken. Dat is het antwoord op de vraag hoe de zorg voor kankerpatiënten in ons land nog beter kan worden. Dat besef is algemeen, getuige de brede samenstelling van de Taskforce Oncologie die de vorming van de netwerken ter hand neemt. Een van de aanjagers van dit proces is drs. Guy Peeters, die op 1 september aftrad als voorzitter van de NFU, de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra. Hij schetst het traject dat de netwerkvorming doorliep.
Veel partijen zijn betrokken bij de zorg voor kankerpatiënten: huisartsen, ziekenhuizen, umc’s en thuiszorgorganisaties. Allen hebben een specifieke eigen inbreng. Allen hebben zij de ambitie om topkwaliteit te leveren. Zij worden echter ook geconfronteerd met een groei van het aantal patiënten en steeds meer en steeds complexere behandelmogelijkheden. Omdat het aantal patiënten dat op zijn minst tijdelijk geneest eveneens groeit, worden ondersteuning en nazorg ook gestaag belangrijker. De onderlinge verwevenheid maakt dat kwalitatief goede zorg alleen mogelijk is als die plaatsvindt in nauwe samenwerking tussen de betrokken zorgverleners. Ook onderzoek en innovatie zijn gebaat bij samenwerking, al was het maar om voldoende patiënten voor klinische studies te kunnen werven.
Kwaliteit
Peeters, van huis uit KNO-arts, werd in 2003 voorzitter van de Raad van Bestuur van het MUMC+ te Maastricht. Vanuit die positie had hij een helder beeld van de manier waarop de samenwerking in de zorg in zijn regio verliep. De volumenorm was destijds een van de belangrijkste kwaliteitscriteria. Duidelijk was dat als artsen en ziekenhuizen meer ervaring hebben met specifieke vormen van kanker, ze betere resultaten boeken. “In de praktijk kon je echter zien dat er meer factoren in het spel waren. Een doeltreffende samenwerking tussen verschillende bij de zorg betrokken disciplines bijvoorbeeld. Patiënten met kanker krijgen immers te maken met meerdere artsen en worden doorgaans in meer dan één centrum onderzocht en behandeld.”
In diezelfde periode werd vanuit de overheid, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties de roep om transparantie steeds sterker en kwam de kwaliteit van de zorg onder een vergrootglas te liggen. Genoeg reden voor bezinning op die kwaliteit.
Visie ontwikkelen
Drie jaar geleden trad Peeters aan als voorzitter van de NFU. Die organisatie stond op het standpunt dat iedereen, waar ook in het land, toegang moet hebben tot optimale diagnostiek en zorg. “De vraag was toen: wat betekent dat eigenlijk? Laten we eens kijken of we hierop een visie kunnen ontwikkelen.”
Dat gebeurde en resulteerde in het voorjaar van 2013 in een gezamenlijke brochure van de NFU en het Antoni van Leeuwenhoek (AVL), getiteld ‘Naar gespecialiseerde netwerken. Niet alles meer overal’. Daarin werd het concept van regionaal opgezette comprehensive cancer netwerken beschreven. Deze worden opgezet rond de sterk gespecialiseerde kankercentra van umc’s, het AvL en Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen, maar zonder dat die centra de complete zorg voor de patiënten op zich nemen. “Zo’n model past beter in de structuur van onze gezondheidszorg dan de meer gecentraliseerde, zoals de op Amerikaanse leest geschoeide comprehensive cancer centers”, vindt Peeters. “We zijn ook gewend aan een grote rol voor de huisarts en het ziekenhuis ‘om de hoek’ en er is geen reden om die overboord te gooien. We gaan juist uit van de bestaande infrastructuur, we gaan alleen beter de zorgketens definiëren en beter omschrijven aan welke kwaliteitscriteria je moet voldoen om een rol te kunnen spelen in die keten. Je kunt je bijvoorbeeld heel goed voorstellen dat de verstrekking van cytostatica gebeurt in een streekziekenhuis. In essentie is dit het HOVON-model, waarin ziekenhuizen worden ingedeeld in echelons, afhankelijk van de complexiteit van de zorg die zij mensen met een hematologische tumor kunnen bieden.”
Koers
De NFU heeft vervolgens deze ideeën voorgelegd aan tal van betrokkenen in het veld: de NVZ, het IKNL, SONCOS, het NHG als vertegenwoordiger van de huisartsen en Levenmetkanker als vertegenwoordiger van de patiënten.
“Aanvankelijk merkten we nog wel iets van de argwaan die we vaker tegenkomen als we als NFU met voorstellen komen”, herinnert Peeters zich. “Gaandeweg veranderde dat echter. Vooral de kleinere ziekenhuizen kregen in de gaten dat we er helemaal niet op uit waren om hun te overvleugelen. De netwerken die we voorstelden zijn georganiseerd rond de twaalf meest voorkomende vormen van kanker en we hebben duidelijk kunnen maken dat delen van de zorg hiervoor prima in kleinere ziekenhuizen zijn in te passen: wat om de hoek kan, blijft om de hoek.”
Uiteindelijk verenigden de genoemde partijen zich in de Taskforce Oncologie, die zich ten doel stelde om de plannen voor de netwerken concreet uit te werken. Die plannen zijn uitgewerkt in een zogeheten Koersboek dat dezer dagen aan minister Schippers zal worden aangeboden. De Taskforce blijft bestaan en de NVZ levert de nieuwe voorzitter in de persoon van prof. dr. Douwe Biesma, voorzitter van de Raad van Bestuur van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein.
Drempels
Ondanks de inzet van de betrokken organisaties denkt Peeters dat de uiteindelijke uitwerking en implementatie nog de nodige voeten in de aarde zullen hebben. “Een van de problemen is dat wij in Nederland vinden dat er marktwerking in de zorg moet zijn, dus ook in de oncologische zorg. Dat vind ik grote onzin, slaat nergens op. In mijn ogen is het een publieke taak om mensen met kanker zo goed mogelijk te behandelen. Dan moet je denken in termen van samenwerking en niet die van concurrentie. Marktwerking werpt drempels op die je eigenlijk zou willen uitschakelen. Alleen als je vanuit een publieke benadering nadenkt, kun je de patiënt centraal stellen.”
Een probleem van een andere orde is volgens Peeters de rol van verzekeraars en de NZa. “Als je de zorg gaat organiseren in ketens met meerdere zorgverleners, zou je willen dat verzekeraars die ketens contracteren en niet de afzonderlijke schakels daarin. Patiënten moeten er immers van op aan kunnen dat ze overal in de keten terecht kunnen.” Van een vergelijkbare orde is dat de NZa eigenlijk tarieven zou moeten vaststellen die de hele keten omvatten waarmee we een goede verdeling over de keten kunnen maken.
“Binnen de netwerken liggen de problemen vooral op praktisch terrein, wie doet wat. En binnen regio’s zullen instellingen geneigd zijn om ook hun eigen imago te bewaken. Dat zal vooral bij de grotere ziekenhuizen een rol spelen. Bovendien werken daar meestal vrijgevestigde specialisten. Er zit dus ook een honorariumcomponent aan. De discussie gaat dus ook over macht en geld. De verschillende partijen moeten met heel veel factoren rekening houden, maar je zult ergens moeten beginnen. Wij zijn met dit project drie jaar geleden van scratch begonnen en kijk eens waar we nu zijn.”
Noot
In november komt Oncologie Up-to-date met een speciale bijlage uitgebreid terug op de netwerkvorming.
Drs. H.E.A. Dassen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2015 vol 6 nummer 5
Koersboek
Binnen de beoogde netwerken moeten zorgverleners uit verschillende disciplines elkaar zien te vinden. De vraag is dan hoe deze mensen bij elkaar gebracht worden en wie welk aspect van de zorg voor zijn rekening neemt. De antwoorden staan in het Koersboek van de Taskforce Oncologie.
Opvallend is dat de Taskforce niet met één antwoord komt, maar ruimte laat voor regionale verschillen. Wel is er een sleutelrol weggelegd voor multidisciplinaire overleggen op diverse niveaus: binnen en tussen ziekenhuizen en in netwerkverband met umc’s en het AVL. Ook de plaats van de huisarts krijgt veel aandacht.
Het Koersboek is binnenkort te downloaden van de websites van de leden van de Taskforce Oncologie.