Behandeling van HER2-positieve, vroeg-stadiumborstkanker met chemotherapie plus HER2-gerichte therapie is geassocieerd met toxiciteit en recidiverende ziekte. Uit de primaire resultaten van de gerandomiseerde fase 3-KAITLIN-studie, die prof. dr. Nadia Harbeck (München, Duitsland) presenteerde tijdens ASCO20 Virtual, blijkt nu dat de vervanging van trastuzumab en taxaanbevattende chemotherapie door trastuzumab emtansine niet geassocieerd is met een verbeterde werkzaamheid en verminderde toxiciteit.1 Wel was de globale gezondheid en kwaliteit van leven van de patiënten beter na behandeling met de trastuzumab-emtansinebevattende therapie.
Chemotherapie plus HER2-gerichte therapie gevolgd door doorlopende behandeling met HER2-gerichte therapie is de standaardbehandeling voor HER2-positieve borstkanker in een vroeg stadium (HER2+ EBC). Een deel van de patiënten met HER2+ EBC, met name die met een hoog-risicoprofiel, krijgt in de loop van de tijd echter een recidief. Bovendien is de chemotherapie met taxanen geassocieerd met aanzienlijke toxiciteit, waaronder neuropathie en fibrillaire neutropenie van graad 3 of hoger.
De fase 3-KAITLIN-studie beoogde de werkzaamheid van de behandeling te verhogen en de toxiciteit te verminderen door trastuzumab en taxaanbevattende chemotherapie te vervangen door trastuzumab emtansine (T-DM1). Hiervoor werden hoogrisicopatiënten met HER2+ EBC 1:1 gerandomiseerd naar adjuvante behandeling met antracyclines (AC) gevolgd door ofwel T-DM1 plus pertuzumab (KP) ofwel taxaanbevattende chemotherapie plus trastuzumab en pertuzumab (THP). De coprimaire uitkomstmaten waren de invasieve ziektevrije overleving (IDFS) bij klierpositieve patiënten en in de intention-to-treat (ITT)-populatie.
Negatieve studie
De resultaten van de primaire analyse laten zien dat zowel bij de patiënten met klierpositieve HER2+ EBC als in de ITT-populatie de IDFS na behandeling met AC-KP niet significant verschilde van die na AC-THP. “Beide behandelingen waren echter geassocieerd met een uitstekende IDFS. Bij klierpositieve patiënten was de driejaars-IDFS 92,8% na AC-KP (n=832) en 94,1% na AC-THP (n=826). In de ITT-populatie waren deze behandelingen geassocieerd met een driejaars-IDFS van respectievelijk 93,1% en 94,2%. Vergelijkbare resultaten werden gevonden bij alle klinisch relevante subgroepen, waaronder die op basis van klierstatus, hormoonreceptorexpressie en type antracycline”, aldus Nadia Harbeck.
Een analyse van de veiligheidsresultaten liet zien dat bij 51,8% van de patiënten behandeld met AC-KP en 55,4% van de patiënten behandeld met AC-THP een graad ≥3-bijwerking werd geconstateerd. Harbeck: “Serieuze bijwerkingen werden gevonden bij 21,4% en 23,3% van de patiënten in respectievelijk de AC-KP- en AC-THP-arm. In deze studiearmen leidden bijwerkingen bij respectievelijk 26,8% en 4,0% van de patiënten tot stopzetten van de behandeling met T-DM1 of trastuzumab. Behandeling met taxanen werd gestopt bij 6,7% van de patiënten en van pertuzumab bij 9,2% van de patiënten in de AC-KP-arm en 6,2% van de patiënten in de AC-THP-arm. Verder kwamen beide toxiciteitsprofielen overeen met de verwachte profielen op basis van de individuele middelen.”
Ten slotte bleek uit patiëntgerapporteerde uitkomsten dat vanaf het begin van de HER2-gerichte behandeling AC-KP vergeleken met AC-THP was geassocieerd met een lager risico op verslechtering van de globale gezondheidsstatus en kwaliteit van leven (HR 0,71; 95% BI 0,62-0,80). Volgens Harbeck was dit waarschijnlijk het gevolg van de taxaanbehandeling in de AC-THP-arm.
Referentie
1. Harbeck N, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 500.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer