Het begon met een multdisciplinair overleg tussen huisartsen van Medisch Centrum Brielle en de oncologen van het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis in Dirksland. Inmiddels nemen huisartsen een deel van de zorg en de nacontroles van patiënten met borst- en darmkanker over van de specialist. Zowel huisartsen als specialisten vinden hun zorg voor oncologische patiënten waardevoller en verbeterd dankzij deze samenwerking.
Een Turkse vrouw met gemetastaseerde darmkanker was ernstig depressief en suf ten gevolge van recente instelling op fentanylpleisters vanwege pijnlijke botmetastasen, maar wilde graag het huwelijk van haar dochter bijwonen. De huisarts belde dr. Paul van der Velden, internist-oncoloog in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis in Dirksland, om advies. Die stelde voor om methylfenidaat voor te schrijven om de sufheid door het opioïdgebruik tegen te gaan. Het middel werkte fantastisch en patiënte was in staat de gehele trouwdag van haar dochter bij te wonen.
Het is één van de casussen die deze middag ter tafel komt bij het maandelijks multidisciplinair overleg Oncologie van huisartsen en oncologen in Medisch Centrum Brielle. Volgens Van der Velden een typisch voorbeeld van een patiënt voor wie de zorg van de specialist naar de huisarts is verplaatst. “Vroeger had ik de patiënt naar mij toe laten komen, maar nu is de patiënt bij de huisarts gebleven en geef ik telefonisch advies. Daarmee lost de huisarts vaak het probleem op. En als het niet lukt, zie ik de patiënt alsnog op mijn spreekuur.”
Het overleg is een levendig rondetafelgesprek. Negentien huisartsen en huisartsen in opleiding uit de regio Brielle, een oncologieverpleegkundige, Van der Velden en longarts Van Kralingen bespreken hun gezamenlijke kankerpatiënten. Van der Velden geeft toelichting en achtergrondinformatie over diagnostiek, complicaties, behandelkeuzes en bijwerkingen. Soms vult de longarts hem aan. Het uur wordt goed benut: zeker tien patiënten passeren de revue.
Transmurale samenwerking
In de nieuwbouw van het Medisch Centrum Brielle wilden de huisartsen van Huisartsengroep Brielle met meer zorgprofessionals samenwerken, vanuit de visie om de zorg meer rond de patiënt te organiseren. In deze visie paste ook het idee om meer diagnostiek te kunnen bieden. Dan zouden patiënten alleen nog voor opname naar het ziekenhuis hoeven te gaan. Van de drie naburige ziekenhuizen toonde het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis de meeste interesse hiervoor en vestigde een polikliniek in Medisch Centrum Brielle.
“Toen we eenmaal met elkaar onder één dak zaten, wilden we ook graag meer samen optrekken rond de oncologische patiënt en niet langer zo’n scherpe scheiding tussen de eerste en de tweede lijn”, zegt Vrony de Wolff, huisarts en initiatiefnemer van het multidisciplinair overleg Oncologie. “Oncologische patiënten verdwijnen voor een paar jaar uit het zicht van de huisarts. De huisarts weet niet wat er in het ziekenhuis gebeurt en heeft een enorme informatieachterstand als de patiënt genezen of ernstig ziek terugkomt. Bovendien komt een patiënt met kanker veel vaker voor andere klachten bij de huisarts. Ik wil dan graag weten waar de patiënt zich in het behandelproces bevindt.”
Tijdens het overleg bespraken deelnemers aanvankelijk vooral nieuwe patiënten en patiënten bij wie zich nieuwe ontwikkelingen voordeden. Daarbij kwamen de diagnostiek, het behandelplan, de te verwachten levenswinst en de bijwerkingen van de behandeling aan de orde. Gaandeweg namen huisartsen stukjes zorg van de medisch specialist over en werd het overleg een mix van bespreken van patiënten en afspraken maken over wie welke zorg op zich neemt. Drie jaar geleden werd de nacontrole van patiënten met borst- en darmkanker grotendeels overgedragen aan de huisarts, als pilot in samenwerking met het Integraal Kankercentrum Nederland. Van der Velden: “De specialist draagt de patiënt over als de kuren zijn afgesloten, de kans op complicaties voorbij is en de patiënt het hele proces verwerkt heeft. De huisarts voert de controles volgens de Oncoline-richtlijnen uit. Bij het laatste bezoek aan de specialist krijgt de patiënt ook uitleg over de nacontroles en een protocol mee naar huis.”
Waardevol
Van der Velden betwijfelde aanvankelijk of er genoeg animo zou zijn voor het multidisciplinair overleg. Maar zijn twijfel verdween snel. “Het is nuttig om met huisartsen samen te werken”, zegt hij. “Zij hebben een heel andere invalshoek. Wij nemen beslissingen op grond van een p-waarde onder 0,05. De huisarts is veel pragmatischer, soms kort door de bocht, maar altijd dichtbij de patiënt. Wij kunnen elkaar echt aanvullen. De huisarts kan klein leed verhelpen, een deel van de nacontroles overnemen, maar ook bij cruciale beslissingen het gesprek met de patiënt nog eens overdoen.”
Sinds de huisartsen een deel van de nacontroles hebben overgenomen, is zijn praktijk sterk veranderd. “Ik heb dertig procent minder routinecontroles. Ik heb een veel intensievere, maar ook gevarieerder oncologiepoli overgehouden. Bovendien zie ik steeds meer diepgang in wat we de patiënten samen te bieden hebben.”
Huisarts De Wolff ziet vooral een wederzijds respect. Zij is bovendien positief over het educatieve karakter van het multidisciplinair overleg: “Als het over je eigen patiënt gaat, blijft kennis heel goed hangen. Daarbij wisselen we ideeën uit over palliatieve zorg. Het is waardevol om dat in een veilige groep dokters te bespreken.” Ook zij vindt dat de zorg voor oncologische patiënten waardevoller is geworden. “Ik heb beter contact met mensen die een ernstige ziekte doormaken, ben beter op de hoogte, heb met de patiënt mee kunnen gaan in het proces en kan dus beter voor ze zorgen.” Daar waar ze bij een controle ergens onzeker over is, probeert ze het eerst zelf uit te zoeken en anders staat altijd één van de drie oncologen klaar voor overleg. Zo wil ze bij een patiënt met een polyneuropathie graag weten of die aandoening een laat effect van de chemotherapie is of een nieuw probleem. “Vroeger had ik die patiënt meteen teruggestuurd naar de specialist. Nu vind ik het patiëntvriendelijk als ik het zelf op kan lossen, al dan niet met een telefoontje naar de specialist.”
Beide artsen merken dat patiënten de gedeelde zorg ook prettiger vinden. “De patiënt heeft meer aan een huisarts die goed geïnformeerd is en meedenkt. Als de patiënt weet dat de specialist contact met de huisarts heeft, heeft hij of zij het gevoel dat er een vangnet is”, zegt Van der Velden. De Wolff vult aan: “Patiënten vinden controles bij de huisarts minder spannend. In het ziekenhuis hebben ze moeilijke dingen meegemaakt en die ervaring nemen ze mee bij alle vervolgbezoeken in het ziekenhuis.”
Best practice
De resultaten van de pilot zijn nog niet bekend, maar de aanpak in Brielle krijgt nu al waardering. Met zorgverzekeraar CZ is voor de komende drie jaar een tarief afgesproken voor de extra consulten van huisartsen, de huisartsen op Goeree-Overflakkee gaan volgens dezelfde opzet werken en de Nederlandse Internisten Vereniging heeft Brielle uitgeroepen tot best practice. Van der Velden had deze waardering niet direct verwacht. “Het model werkt hier zo goed omdat alle oncologische patiënten van de huisartsen naar dit ziekenhuis komen”, reageert hij. “We zullen vanuit Dirksland nooit de oncologische zorg zelf ingrijpend kunnen vernieuwen, maar als klein regionaal ziekenhuis kunnen we de zorg wel beter organiseren: dichter bij de mensen, de gemeenschap en andere medewerkers in de zorg.”
Drs. J.D. van de Streek, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2015 vol 6 nummer 6