Het moleculaire tumorprofiel heeft in toenemende mate een prognostische en/of predictieve waarde. Tijdens het 5D’s 2e Multidisciplinair Gastro-intestinaal Oncologie Congres bespraken dr. Louis Vermeulen (Academisch Medisch Centrum, Amsterdam), prof. dr. Peter Schirmacher (Universiteit Heidelberg, Duitsland) en prof. dr. Heike Grabsch (Maastricht Universitair Medisch Centrum) de stand van zaken op dit terrein voor respectievelijk colorectaal, hepatocellulair en maag- en slokdarmcarcinoom.
Vermeulen begon zijn voordracht met te stellen dat heterogeniteit tussen tumoren goed gereflecteerd wordt door verschillen in genexpressie. “Het is daarom belangrijk naar de genexpressie van de totale tumor te kijken en niet alleen naar de mutaties in de tumorcellen.” Op basis van de genexpressie konden onderzoekers van het AMC 90 colorectale tumoren (stadium II) onderverdelen in drie subtypen.1 “Deze indeling correleert met de klinische eigenschappen van de tumoren. Zo is het subtype 3 onder andere geassocieerd met een slechte prognose en resistentie tegen anti-EGFR-therapie, ongeacht de RAS-status. Subtype 2 kenmerkt zich door de aanwezigheid van microsatellietinstabiliteit en een relatief gunstige prognose.” Onderzoeksgroepen elders in de wereld hebben vergelijkbare subtypen gevonden en dit heeft recent geleid tot consensus over subtypering: op basis van genexpressieprofielen kunnen colorectale tumoren nu worden ingedeeld in vier groepen: CMS (consensus molecular subtype) 1 tot en met 4.2 “Met behulp van een immunohistochemische miniclassifier is een tumor nu snel in te delen in een van deze groepen. Verder retro- en prospectief onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre deze indeling bruikbaar is bij het maken van therapiekeuzen.”
Hepatocellulair carcinoom
De moleculaire kennis over het hepatocellulair carcinoma (HCC) en de kennis over de mogelijke rol hiervan voor de behandeling lopen nog flink achter bij die van het coloncarcinoom, vertelde Schirmacher aansluitend. Om te beginnen doordat bij meer dan de helft van deze tumoren voorafgaand aan de therapie geen biopt wordt genomen en er dus geen materiaal voor moleculaire analyse voorhanden is. “De morfologische classificatie van de tumor is hierdoor ook vaak onbekend.” Het moleculaire profileringswerk dat wel is gedaan, is bovendien vooral verricht bij zeldzame vormen van HCC en in een stadium dat niet relevant is voor de kliniek (stadium I/II in plaats van stadium IV). Schirmacher pleitte daarom voor meer onderzoek.
Maag- en slokdarmcarcinoom
“Japanse onderzoekers publiceerden twintig jaar geleden al een model dat op basis van genetische tumorprofielen vier routes onderscheidt die het ontstaan van verschillende typen maag- en slokdarmcarcinomen beschrijven”, opende Grabsch haar voordracht. “Dit heeft echter nooit geleid tot klinische toepassingen.” Anno 2015 is er veel bekend over mutatie- en methyleringfrequenties en afwijkende copy numbers van diverse genen in maag- en slokdarmcarcinomen. “Het is mogelijk om, gebruikmakend van een bepaalde genenset, tumoren onder te verdelen in subgroepen met een prognostische en/of predictieve waarde. Een voorbeeld daarvan is de 171-genenset, die maagcarcinomen indeelt in G-INT- en G-DIF-tumoren.3 Daarbij hebben G-INT-tumoren een gunstigere prognose én ze vertonen een goede respons op behandeling met 5-FU.”
In The Cancer Genome Atlas zijn alle moleculaire gegevens over maagcarcinoom nu geïntegreerd. Dit heeft geleid tot een indeling van de tumoren in vier moleculaire subtypen. Grabsch: “Helaas correleren deze subtypen niet met klinische parameters als de overleving of de kans op terugkeer van de tumor na behandeling. Mutaties waartegen doelgerichte therapie is ontwikkeld, komen bovendien in alle subtypen in meer of mindere mate voor.”
Al met al is er nog een lange weg te gaan voordat de moleculaire kennis van de individuele maag- en slokdarmcarcinomen een doorslaggevende rol zal spelen bij de behandeling van deze vormen van kanker, vatte Grabsch de stand van zaken samen.
Referenties
1. De Sousa E Melo F, et al. Nat Med 2013;19:614-8.
2. Guinney J, et al. Nat Med 2015;21:1350-6.
3. Tan IB, et al. Gastroenterology 2011;141:476-85.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 2