De hedendaagse zorg richt zich steeds meer op behandeling die aansluit bij de wensen en persoonlijke situatie van een patiënt. Voor deze uitkomstgerichte zorg is meer inzicht nodig in zowel medische als niet-medische uitkomsten van een behandeling. Middels het programma ‘Uitkomstgerichte zorg 2018-2022’ geeft drs. Bruno Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport op het ministerie van VWS, een impuls aan de ontwikkeling van ‘de nieuwe zorgverlening’.
‘Uitkomstgerichte zorg 2018-2022’ heeft als doel om binnen vijf jaar voor de helft van de ziektelast informatie over medische en niet-medische uitkomsten van behandelingen beschikbaar te hebben en om samen beslissen in de spreekkamer te bevorderen. Het ministerie van VWS heeft daar 70 miljoen euro voor beschikbaar gesteld. “De medische mogelijkheden nemen steeds meer toe en daarom wordt maatwerk ook steeds belangrijker. Het is dan ook van belang dat zorgverleners en patiënten in gesprek gaan met elkaar. In de spreekkamer kan dan gezamenlijk een beslissing worden genomen”, licht Bruno Bruins toe. In de zorgsector zijn al diverse partijen bezig met verschillende onderdelen van uitkomstgerichte zorg. Waarom dan nog een apart programma? “Vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport willen we de beweging een zetje in de rug geven. Dat doen we door landelijke initiatieven bij elkaar te brengen en door meer inzicht te geven in de voor de patiënt relevante uitkomst”, aldus de minister.
Het programma sluit aan bij het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg. Daarin zijn samen met de verzekeraars, medisch specialisten en patiënten afspraken gemaakt over uitkomstgerichte zorg. De basis aan afspraken is gemaakt langs vier lijnen:
Inzicht in uitkomsten
De kennis over uitkomsten van behandeling is beperkt. Bij het Zorginstituut Nederland worden weliswaar uitslagen van verschillende indicatoren aangeleverd, maar slechts 15% betreft uitkomsten; 3% daarvan gaat over patiëntgerapporteerde uitkomsten.1 Het leeuwendeel van de geregistreerde indicatoren heeft volgens zorgverleners weinig toegevoegde waarde voor verbetering van zorg, maar draagt wel bij aan de registratielast. Tegelijkertijd geven patiënten aan dat zij belangrijke informatie missen om tot een weloverwogen keuze te komen. Binnen het programma ‘Uitkomstgerichte zorg 2018-2022’ wordt wetenschappelijke kennis verzameld over de kwaliteit van leven van patiënten ná een behandeling. Hiermee kan worden vastgesteld wat relevante uitkomsten zijn voor een patiënt, zodat daarvoor indicatoren kunnen worden ontwikkeld of aangepast. Het huidige programma houdt zich bezig met de aandoeningen die samen 50% van de ziektelast vormen. Daar zal het niet bij blijven. “Er is een onomkeerbare beweging in gang gezet, dus na 2022 gaat het beschikbaar maken van de uitkomsten gewoon door. Gelukkig weten arts en patiënt elkaar al te vinden en het stopt dan ook zeker niet bij de aandoeningen die samen 50% van de ziektelast vormen”, laat Bruins weten.
Bruins geeft aan de volgende partijen te betrekken om meer inzicht in uitkomsten te krijgen: patiëntenverenigingen, internationale consortia (zoals ICHOM of PROMIS), koepels Medisch Specialistische Zorg (MSZ; ziekenhuizen, artsen, verpleegkundigen), Linnean-initiatief2, ziekenhuizen, Zorginstituut Nederland en Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Samen beslissen
Vrijwel alle patiënten willen betrokken worden bij de keuze van een behandeling, maar dit gebeurt nog in beperkte mate. Bijna 14% van de patiënten voelt zich onvoldoende betrokken en bijna de helft van de patiënten krijgt maar één behandeloptie voorgelegd, waardoor er weinig te kiezen en dus te beslissen valt.3 Daarnaast geeft ruim een derde van de patiënten aan het lastig te vinden om hun voorkeuren met een behandelaar te bespreken.3 Vaak is het geen onwil aan de kant van de zorgverleners. Zij gaan in toenemende mate in op de wensen van patiënten, maar weten niet altijd hoe dit het beste kan worden aangepakt. Tijdens hun (vervolg)opleiding komt het onderwerp slechts beperkt aan bod. Om een goede dialoog in de spreekkamer te bevorderen is men op verschillende plekken in ons land bezig om een goede aanpak voor samen beslissen te ontwikkelen. De initiatieven zijn echter zeer versnipperd. Bundeling van kennis en ervaringen zou de ontwikkeling kunnen versnellen.4 “In brede zin wordt er ingezet op een cultuurverandering, waarbij de persoonlijke situatie van de patiënt centraal staat”, zegt Bruins. “Zorgverleners willen we zoveel mogelijk ondersteunen om in de spreekkamer een open gesprek te voeren. Dit doen we onder meer met cursussen en de beschikbaarheid van keuzehulpen. Hier hebben we echt alle partijen voor nodig.”
Het ministerie van VWS werkt voor dit onderdeel samen met: patiëntenorganisaties, aanbieders van keuzehulpen, aanbieders van medische opleidingen, koepels MSZ, het Linnean-initiatief, ZN, ZonMw en Zorginstituut Nederland.
Uitkomstgericht organiseren en betalen
Inkoop van zorg door zorgverzekeraars gebeurt doorgaans op basis van gemaakte volumeafspraken. Deze afspraken gelden vrijwel uitsluitend voor zorg geleverd binnen de eigen zorgorganisatie. Om zorg te kunnen leveren die beter aansluit bij de wensen en situatie van patiënten, zou de inkoop van zorg meer gebaseerd moeten zijn op verschillende activiteiten van het zorgproces. Deze activiteiten zijn onder andere te waarderen middels medische en patiëntgerapporteerde uitkomsten. Momenteel wordt hiermee op verschillende plaatsen in ons land geëxperimenteerd. Door de aanpak en resultaten van de pioniers vindbaar en bruikbaar te maken, kunnen andere zorginstellingen hiervan leren. Uiteindelijk zou de inkoop van zorg zo georganiseerd moeten worden dat het belang van zorgprofessionals gericht is op de uitkomst van de zorg. Bruins: “Een belangrijke uitdaging daarbij is om de juiste zorg op de juiste plek te organiseren. Het gaat om samenwerking tussen patiënt, zorgverlener en verzekeraar. Dus er moet echt over elkaars grenzen heen worden gekeken. We horen nog vaak dat iets niet kan of mag, terwijl er juist in het huidige systeem al heel veel mogelijk is.”
Partijen die een belangrijke rol kunnen spelen bij uitkomstgericht organiseren en betalen zijn: Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), patiëntenorganisaties, ziekenhuizen en ZN.
Betere toegang tot relevante en actuele uitkomstinformatie
Voor zover er uitkomsten beschikbaar zijn, kunnen zowel patiënten als zorgprofessionals deze maar beperkt inzien en vergelijken. Ook zijn er nog nauwelijks mogelijkheden voor patiënten om uitkomsten te rapporteren. Een van de redenen is dat er nog te weinig tools voor zijn. Daarnaast wordt weinig aandacht besteed aan standaarden voor bijvoorbeeld uitkomstdefinities en aan het delen van uitkomstinformatie. ‘Uitkomstgerichte zorg 2018-2022’ stuurt erop aan dat ict en informatievoorziening meer worden gericht op rapporteren, inzien en vergelijken van zorguitkomsten. Een goed datamanagement (verzameling, opslag en verwerking van gegevens) is daarbij essentieel.
Uiteindelijk zal toegang tot uitkomstmaten niet alleen het samen beslissen in de spreekkamer bevorderen, maar kan het een patiënt ook helpen voor een bepaalde spreekkamer te kiezen. Voor zorgverleners geldt dat zij relevante en actuele uitkomstinformatie kunnen gebruiken om hun zorgproces te verbeteren, zowel op patiënt- als op procesniveau.
Voor het beschikbaar krijgen van relevante en actuele uitkomstinformatie zal het ministerie van VWS om de tafel gaan met: beheerders van kwaliteitsregistraties, Linnean-initiatief, lopende initiatieven (zoals MedMij, Registratie aan de Bron, VIPP, Zorgladder), patiëntenorganisaties, ziekenhuizen, ZonMw, Zorginstituut Nederland en zorgverleners.
Olievlekaanpak
Het programma ‘Uitkomstgerichte zorg 2018-2022’ zal in eerste instantie zijn aandacht richten op verschillende initiatieven in de zorgsector en deze helpen verder te ontplooien. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een bottom-upstrategie: best practices vormen het kader voor verdere ontwikkeling en verspreiding. De bedoeling is dat in de tijd steeds meer partijen aanhaken, zodat implementatie van uitkomstgerichte zorg zich als een olievlek over het land verspreidt. Belanghebbenden worden gemobiliseerd om de olievlekwerking verder te stimuleren. Door deze ontwikkeling zullen steeds meer partijen bereid zijn om aan te sluiten.
Praktiserend leren
Het ministerie is zich ervan bewust dat een nieuwe manier van zorg verlenen tegen struikelblokken aanloopt of zelfs nadelen met zich mee kan brengen. Waar mogelijk zal regionaal naar oplossingen worden gezocht die landelijk beschikbaar worden gesteld. Indien het een overkoepelend probleem betreft, kan dit op een landelijk niveau worden aangepakt. Het ministerie kan hierbij een belangrijke rol vervullen. “Er is al heel veel mogelijk binnen de huidige wet- en regelgeving. We kijken hier constant naar samen met zorgverleners en verzekeraars. Als hieruit de conclusie volgt dat er andere regels nodig zijn, dan is het onze rol om te kijken hoe we deze obstakels weg kunnen nemen. Ik ga hier dan ook blijvend het gesprek over aan met patiënten, artsen en verzekeraars”, aldus Bruins.
Tot slot
De minister moedigt zorgverleners aan vooral samen te werken om goede zorg op maat te kunnen leveren. “We hebben bij het ministerie van VWS veel bewondering voor alle zorgverleners die het beste willen voor de patiënten en daarvoor steeds zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Er is gelukkig ook al heel veel mogelijk. Weet dat veel van je collega’s ook aan de slag zijn om uit te vinden hoe ze hier in hun eigen context mee aan de slag kunnen. Dus zoek elkaar op, spreek elkaar aan en sla de handen ineen om hier werk van te maken.”
In 2020 zal het ministerie van VWS een congres organiseren om zowel positieve resultaten als uitdagingen en eventuele keerzijden te belichten. Op basis van de tussentijdse evaluatie kan de aanpak, waar nodig, worden bijgestuurd.
Referenties
1. Cijfers Zorginstituut Nederland te raadplegen op www.zorginstituutnederland.nl
2. Linnean-initiatief. Te raadplegen op linnean.nl
3. Meldactie ‘Samen Beslissen’ (2017). Te raadplegen op www.patientenfederatie.nl/themas/samen-beslissen/ervaringen
4. Rapport Versnellen van gedeelde besluitvorming in Nederland (2016). Te raadplegen op publicaties.zonmw.nl/fileadmin/publicaties.zonmw.nl/documenten/DoelmatigheidsOnderzoek/2Rapport_Verkenning_Samen_beslissen_FINAL.pdf
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2019 vol 10 nummer 3