Sinds 1 oktober is prof. dr. Jan Paul Medema – voorheen wetenschappelijk directeur van het Cancer Center Amsterdam – wetenschappelijk directeur en hoofd van het Oncode Instituut. Een kans die hij onmogelijk kon laten liggen, stelt hij. Hij wil de zichtbaarheid van het instituut vergroten en zich hard maken dat het instituut een permanente status krijgt, en dus niet afhankelijk blijft van financiële toezeggingen voor een afgebakende periode.
Het enthousiasme waarmee Jan Paul Medema vertelt over de waarde van het Oncode Instituut, maakt overduidelijk waarom het geen verrassing is dat juist hij de nieuwe directeur is geworden. “Ik ben al vanaf het begin betrokken geweest als onderzoeker”, vertelt hij. “De vraag die toen werd gesteld was of ik een rol wilde spelen in het Oncode Research Management Committee. Dat was een vraag waar ik geen nee tegen kon zeggen, want ik was direct enthousiast over het hele concept. Oncode geeft je een enorm netwerk, wat je de basis biedt om een enorme versnelling te geven aan je onderzoekswerk. Het Oncode Instituut ligt me dan ook na aan het hart. Het brengt toponderzoekers in de oncologie bij elkaar in een virtueel instituut om kennis te vergaren en valorisatie te versnellen.”
Maar toch, Medema had een prachtige functie als wetenschappelijk directeur van het Cancer Center Amsterdam van het Amsterdam UMC. Heeft hij getwijfeld over de overstap? “Ja natuurlijk wel, want ik zat inderdaad op een heel mooie plek”, zegt hij. “Maar er zat ook een einde aan mijn termijn daar. Die was net verlengd met twee jaar en ik wilde die ook graag afmaken, maar ik vond de vraag van het Oncode Instituut toch té spannend om daar nee op te zeggen. De groep onderzoekers en talent die het instituut om zich heen heeft verzameld is echt indrukwekkend. Het is een eer om dat te faciliteren en samen te brengen tot echte innovatie in de zorg.”
Bestaansrecht bewezen
Het Oncode Instituut heeft in de eerste vijf jaar van zijn bestaan bewezen dat het concept werkt, stelt Medema. “De kern daarvan is niet zozeer dat we in staat zijn gebleken om nog meer kennis te vergaren, want al die excellente onderzoekers hadden dat misschien ook wel gedaan zonder Oncode”, zegt hij. “De meerwaarde is vooral te vinden in het feit dat we de samenwerking tussen die onderzoekers hebben gezocht en al tot valorisatie zijn gekomen in klinische studies en spin-offs. Het enthousiasme van de onderzoekers om hierin te investeren is de belangrijkste succesfactor geweest. Onderzoekers zijn van nature heel erg bezig om hun eigen onderzoekslijnen te ontwikkelen. Wat we hebben laten zien, is dat samenwerking en investering in vernieuwende ideeën versneld tot resultaat kan leiden. De tweede succesfactor is dat we een extreem goed valorisatieteam hebben, dat redelijk dicht op de onderzoekers zit en er zo voor kan zorgen dat aanvragen voor grants en samenwerkingen met partners snel worden gerealiseerd. Die partners kunnen zowel start-ups zijn als grote bedrijven. Ook die zien de waarde, we zijn zeker in beeld gekomen bij de farmaceutische industrie. Al vind ik tegelijkertijd wel dat we op het gebied van onze zichtbaarheid nog veel meer kunnen doen, om partners te laten zien welke successen we in samenwerking met hen nog meer kunnen boeken.”
Daarmee wil hij niet zeggen dat Oncode de verwachtingen heeft overtroffen. “Dat zou iets te stoer zijn”, reageert hij. “Het echte bewijs ligt in de komende jaren, in het tot implementatie van de onderzoeksbevindingen komen. Het gaat dus vooral om de komende jaren, die moeten ervoor zorgen dat Oncode een permanente status krijgt in plaats van wederom tijdelijke financiering voor vijf jaar.”
Consequenties
De financiering in vijfjaarstermijnen heeft consequenties, stelt Medema. Hij legt uit: “Van de tweede vijfjaarstermijn is alweer een jaar voorbij. Dit betekent dat we nog maar voor vier jaar financiële garantie hebben. We hebben net een uitbreiding gerealiseerd met tien getalenteerde junior groepsleiders. Maar over twee jaar willen we ook weer nieuwe mensen kunnen benoemen voor een periode van vijf jaar. Dat is waar we naartoe moeten en dat kan niet als we geen stabiele, langdurige financiering hebben.”
Dat zal niet eenvoudig zijn, realiseert hij zich. “Dat ons instituut virtueel is, is internationaal weliswaar niet uniek, maar toch vrij uitzonderlijk”, vertelt hij. “In het Nederlandse landschap bestaat geen goed voorbeeld van hoe je zo’n instituut formele inbedding kunt geven. We hebben weliswaar partners die in het concept geloven, maar die hebben als financiële stakeholders wel allemaal een net wat ander beeld of andere financiële voorwaarden voor hun participatie. Dat maakt het lastig om elke vijf jaar uit te onderhandelen. We moeten dus de puzzel oplossen om te zorgen dat we tot een formele institutionele basis kunnen komen.”
Grote belangstelling
De tien nieuwe junior groepsleiders waarover Medema het heeft, zijn geselecteerd uit een groep van 72. “Het is het netwerk dat het interessant voor hen maakt om naar die functie te solliciteren”, vertelt hij. “Het feit dat ze financiering krijgen om hun innovatieve ideeën te ontwikkelen is natuurlijk ook een belangrijk aspect. Maar een deel zei: ‘Zelfs als jullie me niet kiezen, wil ik toch graag bij het instituut horen’. Ze hebben echt de intrinsieke motivatie om deel te worden van het netwerk. Begrijpelijk, want het valorisatieteam werkt goed voor ze en de interactie tussen de onderzoekers onderling geeft input voor hun eigen onderzoek.”
Ook de 62 die nu niet geselecteerd zijn, kunnen zeker van belang zijn voor het Oncode Instituut, stelt Medema. “Ik was diep onder de indruk van de kwaliteit van de aanvragen”, zegt hij. “Helaas is er een restrictie in onze financiering, maar we denken wel na over een modus om ook andere onderzoekers dichter bij Oncode te brengen. Ook dat is weer een reden om te investeren in onze zichtbaarheid. Bij de start van Oncode hadden sommigen het idee dat we een eliteclub zouden zijn. We hebben hard gewerkt om dat beeld te bestrijden en een open cultuur neer te zetten. Daarin moeten we echter nog veel meer investeren.”
Accelerator
Recentelijk is de stap gezet om Oncode PACT – gericht op het versnellen van het preklinisch ontwikkelingsproces van oncologische geneesmiddelen – onder de nieuwe naam Oncode Accelerator in een aparte stichting onder te brengen. “De investering van het Groeifonds van 325 miljoen euro is dus bestemd voor Oncode Accelerator, niet voor het Oncode Instituut”, legt Medema uit. “Wel spelen een aantal Oncode-onderzoekers een belangrijke rol in Accelerator, er zijn sterke dwarsverbanden zoals het organoïden-platform en andere faciliteiten. Het doel is ook hetzelfde: versnelling van kennis uit onderzoek naar de kliniek. De doelstellingen zijn nog hetzelfde als bij de start van Oncode PACT.”
Dit geldt ook voor de doelstellingen van het Oncode Instituut zelf, benadrukt Medema. “De eerste vijf jaar hebben we het netwerk opgebouwd. Nu willen we laten zien dat we de valorisatiepilaar tot volledige wasdom kunnen brengen”, zegt hij. “Een mooi voorbeeld is het model dat met snelle sequencing en artificial intelligence is ontwikkeld om al tijdens de operatie voor glioblastoom duidelijk te krijgen of het om een agressieve vorm gaat die een ingrijpender operatie vergt, zodat die direct kan worden uitgevoerd. De komende jaren willen we meer van dit soort voorbeelden laten zien, ter bevestiging dat de investering in het Oncode Instituut zich terugbetaalt in verbetering van oncologische behandeling. Dat moeten we nog veel meer naar onze partners communiceren. Het zijn de pareltjes waarop we gezamenlijk trots mogen zijn.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 6