Dr. Arco Teske, cardio-oncoloog in het UMC Utrecht, nam de deelnemers aan het 8e Voorjaarssymposium Verpleegkundig Specialisten Oncologie mee naar het relatief nieuwe veld van de cardio-oncologie.
Door de ontwikkelingen op het gebied van kankerzorg, blijven patiënten met een oncologische aandoening langer in leven en worden de langetermijneffecten van de behandeling manifest. Dat late cardiovasculaire problemen kunnen optreden blijkt uit een Nederlandse studie waarin overlevers van kinderkanker zeer lang zijn gevolgd. “Bij deze ex-kankerpatiënten is het optreden van hartfalen, hartkleplijden en kransslagaderlijden disproportioneel hoog vergeleken met de algemene bevolking. De problemen waren allemaal terug te leiden op de behandeling die ze kregen.” Arco Teske focust op twee behandelingen: chemotherapie en bestraling.
Chemotherapie
Chemotherapie pakt kankercellen aan, maar beschadigt ook andere cellen, waaronder hartcellen. “Het hart heeft geen vermogen om verloren cellen weer aan te maken”, vertelt Teske. “Indien cardiomyocyten verloren gaan, vermindert de pompfunctie van het hart. Als dat tot klachten leidt, spreken we van hartfalen.” (Ex-) kankerpatiënten met hartfalen worden behandeld volgens de richtlijnen voor hartfalen. Dit kan helpen, maar de timing is cruciaal.
Teske: “Studies tonen aan dat hoe langer je wacht met het initiëren van hartfalentherapie, hoe kleiner de kans dat de therapie helpt. Symptomatisch hartfalen door chemotherapie kent ook een bijzonder slechte prognose; 60% van deze patiënten overlijdt binnen twee jaar. Het probleem is relevant: bij 9% van de patiënten die worden behandeld met antracyclines treedt een significante daling in de hartfunctie op. Dat gebeurt vooral in het eerste jaar na de chemotherapie.”
Momenteel wordt veel onderzoek gedaan naar het beste moment van interventie. Dat lijkt te zijn voordat patiënten klachten krijgen en zelfs voordat er een daling is in de ejectiefractie van het hart. Dat laatste is lastig, want biomarkers die voorspellen bij welke patiënten dat gaat gebeuren, zijn niet voorhanden. Daarom meet men in het UMC Utrecht bij hoogrisicopatiënten de ejectiefractie voornamelijk middels echografie.
Bestralen
Bestraling kan allerlei structuren in het hart beschadigen. Dit gebeurt als het hart in het bestraalde gebied ligt - zoals bij mantelveldbestraling in het kader van hodgkinlymfoom en voorheen bij bestraling van borstkanker. Cardiale problemen die kunnen optreden zijn: ritme- en geleidingsstoornissen, problemen met bloedvaten, ernstig coronairlijden, totale verkalking van de aorta, verkalking in het pericard en hartklepafwijkingen. Deze worden geschaard onder de term radiatiecarditis. Vaak treden de problemen pas zestien jaar na de bestraling op. “Screenen kan heel nuttig zijn”, zegt Teske. “Bij vroege herkenning van coronairlijden zijn verschillende interventies mogelijk, zoals dotterbehandelingen en bypass-chirurgie, maar ook preventie is mogelijk met medicatie of leefstijlaanpassing. Vroege herkenning van kleplijden is helemaal belangrijk, want klepproblemen zijn in een later stadium lastig succesvol te repareren.”
Naar de cardioloog
Voor zorgverleners in de oncologie is het belangrijk te weten wanneer een patiënt die chemo- of radiotherapie krijgt of heeft gekregen naar een cardioloog moet worden verwezen. Dat zouden vooral patiënten met een hoog risico op cardiale problemen moeten zijn. De risicofactoren zijn echter grotendeels onbekend. Teske noemt de wel bekende: gebruik van antracyclines of hoge doseringen chemotherapie, leeftijd <15 jaar of >65 jaar, hoge bloeddruk, diabetes en cardiovasculaire aandoening.
“Wees alert bij patiënten die cardiotoxische chemotherapie gaan krijgen. Vraag bijvoorbeeld de cardiale risicofactoren uit. Als patiënten bestraling achter de rug hebben, doe dan een- of tweejaarlijks een cardiale anamnese. En overleg eens met de cardioloog om te kijken wat de kennis, de kunde en het enthousiasme is.” Cardio-oncologie richt zich niet alleen op de acute schade aan het hart door kankerbehandeling, maar ook op de cardiovasculaire gezondheid van ex-kankerpatiënten op de lange termijn.
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 3