In juni werd het rapport ‘Toegankelijkheid van dure kankergeneesmiddelen. Nu en in de toekomst’ van de Signaleringscommissie Kanker van KWF Kankerbestrijding gepresenteerd. De commissie, onder voorzitterschap van internist-oncoloog prof. dr. ir. J.J.M. van der Hoeven, onderzocht hoe in Nederland en omringende landen de prijsvorming tot stand komt van oncolytica die op de speciale add-onlijst staan van de NZa en hoe ziekenhuizen omgaan met hiermee samenhangende budgettaire knelpunten. “We pleiten onder andere voor verlaging van apothekersprijzen door aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen en voor een door de overheid ingestelde commissie die snel komt met concrete voorstellen omtrent maximale bedragen op basis van kosteneffectiviteit.”
Aanleiding tot dit signaleringsrapport waren signalen dat wellicht niet alle patiënten de medicijnen kregen die hen toekwamen. Toen in de jaren negentig van de vorige eeuw paclitaxel werd geïntroduceerd vonden sommige ziekenhuizen dat aanvankelijk te duur of werden onvoldoende gecompenseerd door zorgverzekeraars. In 2004 speelde hetzelfde voor het middel trastuzumab en recentelijk waren er aanwijzingen dat de geschiedenis zich voor een aantal nieuwe oncolytica lijkt te gaan herhalen.
Koos van der Hoeven, hoofd van de afdeling Interne Geneeskunde van het LUMC, Leiden, is voorzitter van de in 2013 door de Signaleringscommissie Kanker ingestelde werkgroep Toegankelijkheid van Dure Kankergeneesmiddelen. De overige leden zijn dr. Pauline Evers, beleidsmedewerker bij de Levenmetkanker-beweging (Utrecht), ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog prof. dr. Henk-Jan Guchelaar (LUMC), radiotherapeut-oncoloog drs. Ronald Keus (ARTI, Arnhem), gezondheidseconoom prof. dr. Johan Polder (RIVM en Tilburg University), gezondheidswetenschapper prof. dr. Carin Uyl-de Groot (iMTA, Erasmus Universiteit, Rotterdam), en de beleidsmedewerkers Strategie drs. Sofie Tax en dr. Josien Wijffels (KWF Kankerbestrijding, Amsterdam).
Prijzencircus
“Eerst hebben we een document opgesteld waarin we uiteenzetten hoe in Nederland in vergelijking met omringende landen de prijsvorming tot stand komt, en hoeveel geld daar in omgaat,” legt Van der Hoeven uit. “In de periode 2000-2010 bleek er een flinke groei in uitgaven aan nieuwe oncolytische middelen, maar de afgelopen jaren hebben die uitgaven zich gestabiliseerd omdat paclitaxel, docetaxel, irinotecan, gemcitabine en oxaliplatin uit patent zijn geraakt en nauwelijks nog een tiende kosten van de oorspronkelijke prijs. De bespaarde miljoenen zijn echter uitgegeven aan nieuwe middelen. De komende jaren zullen er met name dure immuuntherapeutische middelen komen, in eerste instantie voor melanoom, maar ook voor long-, nier-, blaas- en dikke-darmkanker. Daar zijn we erg blij mee. Maar, als deze middelen ter beschikking komen voor longkankerpatiënten, zal dat een veel hogere budgettaire impact hebben dan tot nu toe het geval was voor patiënten met een gemetastaseerd melanoom, omdat deze groep in aantal veel groter is. Daarnaast zijn in 2013/14 nieuwe middelen gekomen voor gemetastaseerd prostaatcarcinoom en HER2/neu-positieve borstkanker. We voorzien een aanzienlijk groei in de uitgaven.”
In het rapport staat veel achtergrond over de prijsstelling van deze geneesmiddelen in andere Europese landen. “Landen verschillen aanzienlijk in prijs voor de antikankermiddelen. In Nederland liggen ze dicht bij het gemiddelde en zijn afgestemd met omringende landen, maar in landen als Italië en Portugal zijn ze significant lager. In sommige landen hebben patiënten lang op deze innovatieve middelen moeten wachten. In Griekenland wordt nu ook ipilimumab geïmporteerd, maar voor een relatief zeer lage prijs, omdat zo’n farmaceutisch bedrijf wel inziet dat het anders niet kan worden afgezet. Je ziet dan dat zo’n middel in Griekenland wordt ingekocht en via een omweg Oostenrijk en Nederland bereikt. De tussenhandel incasseert de winst.”
Veldonderzoek
Op basis van onder andere een veldonderzoek in zes ziekenhuizen concludeert de werkgroep dat patiënten nog steeds de benodigde medicatie krijgen, behalve bij sommige niet-geregistreerde indicaties bij met name zeldzame tumoren. Verder heeft een aantal oncologen twijfels over de kosteneffectiviteit van bevacizumab voor sommige indicaties en gaat hiermee in tegen het advies van de NVMO-commissie Beoordeling van Oncologische Middelen.
Van der Hoeven: “Over het algemeen lijkt het in Nederland redelijk geregeld, maar een probleem is dat dure oncolytica qua financiering onderdeel uitmaken van een apart budget dure geneesmiddelen, waarover ziekenhuizen afzonderlijke afspraken maken met de zorgverzekeraar. Dit budget blijft onderworpen aan het Budgettair Kader Zorg: Nederland heeft in een driepartijenoverleg tussen overheid, zorgverzekeraars en specialisten afgesproken dat tot 2015 de totale zorguitgaven jaarlijks niet meer dan 1,5% mogen stijgen. Dus als de prijs van oncolytica in een ziekenhuis met 20-40% stijgt en men niet kan bezuinigen op andere uitgaven, komt men onvermijdelijk in de problemen. Tussen nu en 2020 zal het aantal kankerpatiënten jaarlijks met 20.000 toenemen. Voor hen zullen er meer oncolytica beschikbaar komen, maar die zijn zonder uitzondering duur en patentverloop zal voorlopig geen impact meer hebben op het totale budget.”
Regeren is vooruitzien
De werkgroep meent dat de overheid alles moet inzetten om de laagste prijs uit te onderhandelen en dat ook ziekenhuizen zo scherp mogelijk moeten inkopen. De overheid maakt sinds kort in een aantal gevallen gebruik van prijsarrangementen.
“Het ministerie van VWS heeft destijds voor de nieuwe, via de stadsapotheek te verkrijgen bloedverdunners geheime prijsafspraken gemaakt met de farmaceutische bedrijven: wordt in een jaar meer dan een bepaald volume verkocht dan daalt de prijs voor het restant en vloeit de aldus verkregen korting terug naar de zorgverzekeraar. Als je dat systeem toepast op de oncolytica schiet het ziekenhuis daar financieel op dit moment dus niets mee op. Als oncolytica zo duur blijven, kun je maar twee dingen doen: er budget voor vrijmaken of een voorbeeld nemen aan het Engelse National Institute of Clinical Excellence (NICE), dat bepaalde dat behandelingen die de 40.000 euro overschrijden niet voor patiënten beschikbaar komen. Eén van onze aanbevelingen is dat we aan de minister vragen een commissie in te stellen die binnen een half jaar een advies moet geven over wat de maximale prijs van behandeling mag zijn, voor het geval we er financieel niet uitkomen. Daarbij kunnen er verschillen zijn tussen medicijnen waarmee je patiënten kunt genezen of medicijnen die een kortdurend profijt opleveren. De werkgroep spreekt zich niet uit over de hoogte van dit bedrag. Verder adviseren we op jaarbasis een degelijke begroting te maken en te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen, dus een financiële buffer aan te leggen. Wij willen met verzekeraars en eventueel met een sturende rol van de overheid trachten een systeem te bedenken waarbij we gedurende het jaar kunnen inbreken in de gemaakte afspraken over het budget. Daarnaast zouden we graag een buffer zien van 100 miljoen euro voor het geval we opeens worden geconfronteerd met tegenvallers die niet van te voren waren ingeschat. Verder vragen we om een aanpassing van consensustekst Dure Geneesmiddelen van de NVMO, waarin ook de niet-geregistreerde geneesmiddelen worden besproken en waarvan de beroepsgroep vindt dat die toch vergoed moeten worden, omdat ze onder bepaalde omstandigheden nodig zijn. Regeren is vooruitzien, dus we moeten tijdig maatregelen nemen. Als we met z’n allen besluiten dat bepaalde innovatieve oncolytica te duur zijn, moet heel duidelijk worden afgesproken waar de grens ligt. Het is belangrijk dat hier aandacht voor is en er geen plotselinge problemen ontstaan. Patiënten moeten hier ook duidelijkheid over hebben en de discussie hierover moet niet in de spreekkamer gevoerd worden.”
Het volledige rapport is in te zien via de website van KWF Kankerbestrijding www.kwf.nl
Dr. J.H. van Dierendonck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2013 vol 5 nummer 4