Prof. dr. Hergen Spits is hoogleraar Celbiologie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 2004 tot en met 2019 was hij chief scientific officer van het door hemzelf opgerichte bedrijf AIMM Therapeutics, dat voortkwam uit zijn wetenschappelijk onderzoek naar B-cellen.
“In de jaren negentig van de vorige eeuw ontdekten we in het Nederlands Kanker Instituut, waar ik toen werkte, een manier om B-cellen zodanig te manipuleren dat zij langdurig in kweek te houden zijn. Daarin zag ik, samen met mijn collega Ton Schumacher, een mogelijkheid om grote hoeveelheden specifieke antilichamen te produceren voor medische doeleinden. Door mijn eerdere ervaring in de farmaceutische wereld leek het me wel een uitdaging om hiervoor samen met Ton en een zakelijke vriend, Donald Kalff, een biotechbedrijf op te zetten. Helaas zaten we toen in een slechte periode voor startende bedrijven. De internetbubbel was gebarsten en na de aanslagen in de Verenigde Staten in 2001 stortte de economie in. In 2004 ging ons bedrijf, IMMPACT geheten, een joint venture aan met het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, waar ik kort daarvoor was aangesteld als hoogleraar. De bedrijfsnaam veranderde in AIMM Therapeutics en de drie werknemers van het bedrijf konden aan de slag in een ruimte op de afdeling Celbiologie van het AMC. Tegenwoordig heeft AIMM meer dan dertig medewerkers en is het gehuisvest in een gebouw achter het Amsterdam UMC, locatie AMC.”
Specifieke antilichamen
De aanpak waarmee AIMM Therapeutics specifieke antilichamen ontwikkelt, was destijds uniek, stelt Hergen Spits. “Wij beginnen niet bij de oorzaak van de ziekte, maar bij een patiënt die een ziekte heeft overleefd. Uit het bloed van die patiënt isoleren we specifieke B-cellen. Het feit dat de patiënt de ziekte heeft overleefd, wijst erop dat de antilichamen die deze B-cellen produceren in staat zijn de oorzaak van de ziekte, bijvoorbeeld het virus, met succes aan te vallen. We hoeven dus niet zelf het ideale antilichaam te ontwikkelen, dat heeft het lichaam van de patiënt al gedaan. Op die manier wisten we in 2007 een zeer effectieve antistof te verkrijgen tegen het respiratoir syncytieel virus (RSV), dat bij pasgeborenen ernstige, soms levensbedreigende ademhalingsproblemen kan veroorzaken. In 2009 heeft het bedrijf MedImmune, onderdeel van AstraZeneca, dit product in licentie genomen. Momenteel lopen de fase 3-studies met het middel.
AIMM Therapeutics heeft de blik inmiddels gericht op kanker. Het bedrijf werkt nu aan de antistof AT1412. Dit antilichaam, geproduceerd door B-cellen afkomstig van een patiënt met stadium IV-melanoom die dertien jaar geleden met succes behandeld is met immunotherapie, lijkt effectief tegen zowel melanoom als acute B-celleukemie.”
Andere functie
Vorig jaar ruilde Spits zijn positie als chief scientific officer (CSO) bij AIMM in voor die van scientific advisor. “Het bedrijf is inmiddels de status van start-up ontgroeid. Dan komen er andere processen om de hoek kijken, zoals productontwikkeling. Je moet een waslijst aan stappen doorlopen voordat je van een werkzaam middel een verkoopbaar product hebt gemaakt. Dat zijn zaken die mij als wetenschapper minder boeien. Ik ben daar ook niet voor opgeleid, ik laat het daarom graag over aan anderen. Maar ik ben blij dat ik vijftien jaar als CSO betrokken ben geweest bij het bedrijf. Andere wetenschappers houden het vaak bij een rol als scientific advisor. Als CSO sta je toch meer met de voeten in de modder. Je moet voortdurend zorgen dat er genoeg geld binnenkomt om het bedrijf overeind te houden. Dat is in de wetenschap ook zo, maar in het bedrijfsleven gaat het er wel anders aan toe. Daar kijkt de investeerder niet naar je mooie CV, maar naar wanneer zijn investering hoeveel geld op gaat leveren. Je moet dus een ander verhaal vertellen dan wanneer je geld wilt binnenhalen van bijvoorbeeld de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) of KWF Kankerbestrijding.
Ik ben geen idealist. Je hoort mij niet zeggen dat ik met AIMM mensenlevens wilde redden. Ik vond onze aanpak voor het ontwikkelen van een therapie uniek en dacht daarbij ook: ‘Daar valt misschien geld mee te verdienen’. Dat laatste valt overigens nog steeds tegen. Ook heb ik hieruit geleerd hoe moeizaam het traject is om van een wetenschappelijke vinding te komen tot een product op de markt. Veel wetenschappers verkijken zich daarop. Ons antilichaam tegen het RSV hebben we in 2007 gevonden; als het meezit komt het in 2023 op de markt. Als het zover is, zal ik overigens wel heel trots zijn dat ik daaraan heb meegewerkt.”
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2020 vol 11 nummer 2