In 2020 is het landelijke project ‘COVID en kanker in Nederland’ van start gegaan met dr. Jolanda van Hoeve (IKNL) als projectleider. Inmiddels zijn veel data verzameld, geanalyseerd en deels gepubliceerd. Tijdens een nationaal symposium op 1 december jl. onder voorzitterschap van prof. dr. Sabine Siesling, klinisch epidemioloog (IKNL en Universiteit Twente), werden de belangrijkste uitkomsten gepresenteerd in een tussenrapportage van het project, dat doorloopt tot in 2023.
Uit cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie blijkt dat in de eerste weken na de uitbraak van de COVID-19-pandemie het aantal kankerdiagnoses in Nederland sterk afnam in vergelijking met de weken vlak ervoor.1 Het project ‘COVID en kanker in Nederland’ is kort na de uitbraak van de pandemie met subsidie van ZonMw in een samenwerkingsverband van diverse organisaties en universitaire centra van start gegaan. Het doel was om de impact van de COVID-19-uitbraak op de zorg voor mensen met (symptomen van) kanker in kaart te brengen en lessen voor de toekomst te trekken.
Tijdens het symposium werd een grote hoeveelheid informatie uit het onderzoek gepresenteerd, veelal in de vorm van korte pitches per geanalyseerd tumortype en specifieke onderdelen van de zorg. In dit verslag een beknopte samenvatting van de belangrijkste uitkomsten en conclusies. Uitgebreide informatie over het onderzoek, de resultaten en wetenschappelijke publicaties erover zijn te vinden op de websites van IKNL en ZonMw.2,3
Tijdelijke onderbreking bevolkingsonderzoeken
De belangrijkste conclusie was dat de impact van COVID-19 op de oncologische patiëntenzorg, ondanks een flinke afname van het aantal kankerdiagnoses, in het algemeen beperkt is gebleven. De afname van het aantal kankerdiagnoses was voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de tijdelijke onderbreking van de bevolkingsonderzoeken naar borst- en darmkanker tijdens de eerste coronagolf in 2020, vooral van het aantal borstkankerdiagnoses en in mindere mate darmkankerdiagnoses. In de weken na de stop van het bevolkingsonderzoek borstkanker daalde de incidentie van screeninggerelateerde borstkankers tot bijna nul.4 Deze afname was vooral terug te voeren op minder diagnoses van DCIS en stadium I- en II-ziekte, echter zonder aanwijzingen voor een verschuiving naar hogere ziektestadia vanaf de herstart van de screening in week 26. De incidentie van niet-screeninggerelateerde borstkanker daalde veel minder sterk en gedurende kortere tijd. Tijdens de tweede golf in 2020-2021 en de deltagolf in 2021 waren er nauwelijks verschillen met de jaren voorafgaand aan de pandemie, met uitzondering van enige toename van stadium III- en IV-ziekte waar nog geen afdoende verklaring voor is.
Het aantal darmkankerdiagnoses daalde tijdens het stopzetten van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker, het sterkst bij stadium I-ziekte. Na de herstart van het bevolkingsonderzoek steeg het aantal darmkankerdiagnoses, waarbij sprake leek te zijn van een inhaalslag. Over het geheel genomen lijkt de impact van het stopzetten van het bevolkingsonderzoek beperkt te zijn.
Kankergerelateerde symptomen in de huisartsenpraktijk
De presentatie van mensen met kankergerelateerde symptomen in de huisartsenpraktijk daalde tijdens de eerste coronagolf met ongeveer 34% in vergelijking met de pre-coronaperiode, gevolgd door een terugkeer naar het pre-coronaniveau na de eerste golf. De sterkste daling betrof niet-alarmsymptomen zoals moeheid (-45%) en naevus (-37%); alarmsymptomen daalden minder sterk: knobbel in de borst met 17% en hematurie met 15%. De daling wordt toegeschreven aan zorgmijding door patiënten, die voor veel kankergerelateerde symptomen doorliep tot het eind van het eerste coronajaar. In de tweede golf waren de incidentie van knobbel in de borst en rectaal bloedverlies beide 14% hoger en van moeheid 20% lager dan voor de pandemie; de incidentie van de meeste andere symptomen was vergelijkbaar met de pre-coronaperiode.
De tijd tussen een eerste presentatie met mogelijke kankersymptomen bij de huisarts en verwijzing naar de specialist was tijdens de coronaperiode langer dan daarvoor, in het bijzonder voor colorectale en longkanker. Volgens huisartsen was dit het gevolg van de focus van de patiënt op corona en het gebruik van videoconsulten, die de communicatie en lichamelijk onderzoek bemoeilijkten.
Diagnostiek in het ziekenhuis
Uit een onderzoek met meer dan 2,3 miljoen patiënten bleek dat vaststelling door de patholoog van maligne en benigne afwijkingen tijdens de eerste coronagolf afnam in vergelijking met de jaren daarvoor, met een sterkere afname voor benigne afwijkingen. Deze resultaten wijzen erop dat mensen met klachten wel zijn gezien en doorverwezen en dat de diagnostiek van maligne afwijkingen voorrang kreeg boven benigne afwijkingen. Data voor acht tumortypen (borst-, darm-, huid- (melanoom), prostaat-, baarmoeder- en slokdarmkanker) lieten in het algemeen een daling van het aantal diagnoses tijdens de eerste coronagolf zien en een herstel naar het verwachte niveau in de tweede helft van 2020.
Behandeling en follow-up
De impact van COVID-19 op de behandeling en follow-up van patiënten met kanker kan geïllustreerd worden met de data voor borstkanker. De onderzoekers concludeerden dat vrouwen gediagnosticeerd met borstkanker in de eerste coronagolf minder kans hadden op (adjuvante) chemotherapie, mastectomie en een borstsparende behandeling en meer kans op endocriene therapie. De doorlooptijd tussen de diagnose en een operatie was korter dan de jaren voor COVID-19. Volgens data over de follow-up was het aantal mammogrammen verminderd, vooral tijdens de eerste coronapiek in 2020, en was de tijd tussen opeenvolgende mammogrammen langer, vooral in 2021. Er lijkt geen noodzaak geweest te zijn om borstkankerpatiënten met een hoger risico prioriteit te geven in de follow-up. Data voor darm- en rectum-, slokdarm- en maagkanker en hepatocellulair carcinoom lieten weliswaar gematigde verschillen zien in sommige aspecten van de behandeling en follow-up, maar geven aan dat in het algemeen de impact van COVID-19 in deze patiëntengroepen beperkt was. Opvallend hierbij was dat de tijd tot de eerste behandeling korter was. Dat is toe te schrijven aan het lagere aantal patiënten, aangepaste behandeltrajecten en de prioriteit die de oncologie kreeg in de zorg.
Perspectief patiënt en zorgverlener
Irene Dingemans (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties; NFK), die deelnam middels een opgenomen interview met Werner Tolsma (communicatieadviseur IKNL), sprak bewondering uit voor het snelle handelen van medisch specialisten in de acute fase: “Veel waardering voor de snelheid waarmee ze protocollen hebben opgezet en in no time landelijk hebben uitgerold. Een mooie les die laat zien dat de implementatie van protocollen in een crisissituatie heel snel kan.”
Dingemans presenteerde uitkomsten van een peiling onder mensen met kanker, medisch specialisten, verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten over hun ervaring met videobellen in de herfst van 2020, dus nadat al enige ervaring met videobellen was opgebouwd. De ervaringen van patiënten waren over het algemeen positief, vooral onder jongere en hoogopgeleide patiënten. Veel patiënten (78-81%) hadden een voorkeur voor een fysieke afspraak bij een intakegesprek of een gesprek over de uitslag van diagnostiek. Voor een controleafspraak tijdens of na de behandeling had 63-64% voorkeur voor een fysieke afspraak, maar ook 20% voor videobellen of een telefonische afspraak. Een soortgelijk beeld zien we bij medisch specialisten, maar dan met meer voorkeur (circa 50%) voor videobellen of een telefonisch consult bij een controleafspraak. Dingemans ziet hierin enige potentie voor videobellen, maar adviseert wel om patiënten een keuze te geven binnen een hybride manier van werken. Verbeterpunten rondom videoconsulten zijn de zichtbaarheid en verstaanbaarheid van de patiënt voor de zorgverlener en extra aandacht voor ouderen en lager opgeleiden. Dingemans attendeerde zorgverleners ten slotte op de website doneerjeervaring.nl, een initiatief van NFK, die bovenstaande peiling verzorgde en veel bruikbare informatie voor zorgverleners geeft.”5
Paneldiscussie
De bijeenkomst werd afgesloten met een paneldiscussie om resultaten te duiden, en te bespreken wat er behouden moet blijven in de toekomst. Snelle communicatie, saamhorigheidsgevoel, digitale zorg en strakke monitoring werden genoemd, evenals regionale samenwerking, interdisciplinariteit en de keuze van de patiënt. Onderwerpen die passen in de lijn van het Integraal Zorgakkoord. Op basis van het symposium werkt de projectgroep aan de eindrapportage, die in het voorjaar van 2023 gepubliceerd wordt.
Referenties
1. Dinmohamed AG, et al. Lancet Oncol 2020;21:750-1.
2. De impact van de COVID-19-uitbraak op de diagnostiek en behandeling van kankerpatiënten. Te raadplegen via https://iknl.nl/projecten/de-impact-van-de-covid-19-uitbraak.
3. Project: De impact van de COVID-19-uitbraak op de diagnostiek en behandeling van kankerpatiënten: lessen voor de toekomst. Te raadplegen via www.zonmw.nl/nl/over-zonmw/coronavirus/programmas/project-detail/covid-19-programma/de-impact-van-de-covid-19-uitbraak-op-de-diagnostiek-en-behandeling-van-kankerpatienten-lessen-voor/
4. Eijkelboom AH, et al. Prev Med 2021;151:106602.
5. Doneer je ervaring. Te raadplegen via https://doneerjeervaring.nl
Dr. Marinus Lobbezoo, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 1