Internist-hematoloog prof. dr. Marie José Kersten, afdeling Hematologie, Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, besprak tijdens het Dutch Hematology Congress te Arnhem de toxiciteit en hoopgevende werkzaamheid van een aantal nieuwe vormen van immunotherapie bij recidief hodgkinlymfoom. “Hoewel het doel van de behandeling bij patiënten met hodgkinlymfoom curatie moet zijn, kunnen we tegelijkertijd al nadenken hoe we de langetermijntoxiciteit kunnen verminderen.”
Afhankelijk van het type behandeling en de prognostische kenmerken van deze maligniteit krijgt tot 30% van de patiënten met een hodgkinlymfoom (HL) een recidief na de eerstelijnsbehandeling of is er sprake van refractaire ziekte.1 Ongeveer de helft van deze patiënten kan alsnog succesvol behandeld worden met autologe stamceltransplantatie.
“Voor de behandeling van recidief/refractair (R/R) HL bestaat er een groot aantal nieuwe middelen die aangrijpen op verstoorde signaaltransductieroutes in de maligne cellen. De op dit moment meest veelbelovende middelen beïnvloeden echter eiwitten die juist op de celmembraan tot expressie komen. Voorbeelden van deze middelen zijn antibody drug conjugates, bispecifieke antilichamen en remmers van immuuncheckpointreceptoren, zoals PD-1/PD-L1. Een fase 2-studie liet bijvoorbeeld zien dat het anti-CD30-antibody-drug-conjugate brentuximab vedotin geassocieerd is met een totale responspercentage (ORR) van 75%, waarvan ongeveer de helft complete responsen (CR).2 De mediane progressievrije overleving (PFS) was 5,6 maanden voor de totale populatie en zelfs 21,7 maanden voor de patiënten in CR.
Deze behandeling heeft wel bijwerkingen: bij ongeveer 40% van de patiënten ontwikkelt zich polyneuropathie. Waarschijnlijk is deze gelukkig grotendeels reversibele bijwerking het gevolg van het feit dat het chemotherapeuticum de HL-cellen niet bereikt. Behandeling met brentuximab vedotin bij patiënten die al een autologe stamceltransplantatie hebben gehad, kan als een brug naar allogene stamceltransplantatie ingezet worden. In een door het AMC gecoördineerde fase 2-studie wordt momenteel brentuximab vedotin in combinatie met tweedelijnschemotherapie juist ingezet bij het eerste recidief, met als doel het aantal patiënten dat een complete remissie bereikt voor de transplantatie te verhogen en daarmee waarschijnlijk ook de kans op curatie. Ook wordt het middel al in de eerste lijn onderzocht, zowel als mono- en als combinatietherapie”, aldus Kersten.
Immuuncheckpoints
Ook wat de remming van immuuncheckpoints bij HL betreft, vallen er positieve geluiden te horen. Kersten: “Vaak worden HL-cellen omringd door immuuncellen. De observatie dat deze immuuncellen de HL-cellen niet doden, suggereert dat immuuncheckpointreceptoren, zoals PD-1 en zijn ligand PD-L1, de afweerreactie remmen. De bevinding dat HL-cellen, als gevolg van amplificatie van chromosoom 9 en EBV-infectie, PD-L1 vaak tot overexpressie brengen, versterkt deze hypothese.”
Inderdaad bleek uit een recente fase 1-studie dat het PD-1-blokkerende antilichaam nivolumab geassocieerd is met een aanvaardbaar toxiciteitsprofiel en substantiële effectiviteit, resulterend in een ORR van 87% en een PFS van 86% na 24 weken.3 Ook met het PD-1-blokkerende pembrolizumab werd een ORR van 53% gehaald.4 “Deze immuuncheckpointremmers hebben een uniek toxiciteitsprofiel bestaande uit onder andere auto-immuunfenomenen, hypothyreoïdie, colitis en pneumonitis. Daarom is het wenselijk om enige ervaring met deze patiënten te hebben voordat men immuuncheckpointremmers voorschrijft”, aldus Kersten.
Referenties
1. Novakovic BJ, et al. Radiol Oncol 2015;49:315-9.
2. Younes A, et al. J Clin Oncol 2012;30:2183-9.
3. Ansell SM, et al. N Engl J Med 2015;372:311-9.
4. Moskowitz CH, et al. Blood 2014;124:290.
Dr. Robbert van der Voort, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 2