Een nauwkeurige schatting van het stadium waarin een longtumor zich bevindt, is essentieel voor een goede diagnose en prognose. Voortschrijdende inzichten zorgen ervoor dat de stadiëring van tumoren geregeld aangepast wordt. Dit jaar verscheen de achtste herziening, neergelegd in het Staging Handbook in Thoracic Oncology. Tijdens het Presidential Symposium van het WCLC in Wenen, Oostenrijk, ging prof. dr. Ramon Rami-Porta, één van de redacteuren van het handboek, in op de veranderingen.
Ramon Rami-Porta is hoogleraar Chirurgie in het Hospital Universitari Mutua Terrassa in Barcelona, Spanje. De laatste jaren was hij daarnaast ook voorzitter van de commissie die de nieuwe stadiëring vaststelde. Daaraan gingen twee jaren van uitgebreide discussies met vakgenoten vooraf. Die leidden vooral tot aanpassingen van de T-componenten van de TNM-classificatie.1 Over de verspreiding naar de lymfeklieren (N) werden enkele details veranderd. De M-klassering bleef ongewijzigd. Alle aangebrachte wijzigingen hebben als doel artsen in staat te stellen nauwkeuriger prognoses en behandelingen te formuleren. De basis voor de classificatie is gelegd door nauwkeurige bestudering van de gegevens van ruim 77.000 patiënten. Nooit eerder werden zoveel gegevens voor dit doel geanalyseerd.2
Grootte
Meer dan voorheen is het belangrijkste criterium voor de indeling van tumoren hun grootte. Dit heeft vooral betrekking op de T-component (zie Tabel 1). Daarnaast hebben bepaalde tumortypen een eigen TNM-classificatie gekregen. Het betreft het adenocarcinoom in situ (AIS), het squameuzecelcarcinoom in situ (SCIS) en het minimaal invasieve adenocarcinoom (T1mi). De reden daarvoor is dat deze kleine tumoren duidelijk afwijken van de overige longtumoren. Bovendien is veel minder bekend over hun groeisnelheid, tumordichtheid en de mate waarin ze de bij PET gebruikelijke isotopen opnemen. Ook over de beste behandeling bestaat nog onduidelijkheid, evenals over hun moleculaire en genetische karakteristieken. Reden genoeg om deze tumoren als aparte categorieën te beschouwen, stelde Rami-Porta.
Een ander type tumoren dat speciale aandacht kreeg, betrof de partieel solide tumoren. Op basis van een groot aantal gegevens vindt de commissie dat meting van de grootte van het solide deel van deze tumoren volstaat voor een adequate T-classificatie. Hierin wijken de nieuwe aanbevelingen af van de vorige.
Wanneer tumorgrootte essentieel wordt voor de prognose is het van belang dat er ook duidelijkheid bestaat over de beste manier om deze meten. In het verleden werd volstaan met het advies uit te gaan de grootste maat van de tumor. Een advies over de meetmethode ontbrak. Hierin wordt nu voorzien met de aanbeveling om de meting te baseren op een CT-scan. Rami-Porta liet een voorbeeld zien van een MRI- en een CT-scan van dezelfde tumor. Uit de CT-scan bleek dat de tumor een volle T-stap hoger ingedeeld moest worden dan men uit het MRI-beeld zou afleiden.
Groei en verspreiding
Op zich zijn er geen wijzigingen aangebracht in de classificatie van de N-component. Duidelijk is dat het aantal lymfeklieren met uitzaaiingen van prognostische waarde is. Hoe meer klieren zijn aangedaan, des te slechter de prognose. Bovendien bleek uit de analyses dat de prognose bij aantreffen van meerdere N1-klieren, vergelijkbaar is met die van patiënten met één enkele N2 zonder skipmetastasen. Binnen de commissie bestaat discussie over de vraag hoe de N-component het best bepaald kan worden, vertelde Rami-Porta. Deze is nog niet afgerond en de commissie komt er bij een volgende gelegenheid op terug. In haar ogen is de T-component de belangrijkste en geldt de N vooral als verfijning van de T-stadia 1, 2 en 3. Voor T4 is ze al niet meer relevant.
Rami-Porta besteedde aparte aandacht aan de classificatie van tumoren die doorgroeien in de viscerale pleura. Hierin onderscheidt men twee groepen: tumoren die door de elastische laag van de pleura groeien (PL1) en tumoren die helemaal door de pleura groeien (PL2). Om de precieze aard van de tumor te bepalen zullen pathologen nauwkeurig naar deze ingroei moeten kijken. Aanbevolen wordt daarom de elastische laag apart te kleuren.
Aan het eind van zijn presentatie benadrukte hij nogmaals het belang van een nauwkeurige stadiëring. Niet alleen voor het opstellen van een passend behandelplan, ook voor het onderzoek en de inclusie van patiënten in klinische studies is dit essentieel.
Deze laatste boodschap geldt ook voor de aanpassingen in de stadiëring van andere tumoren van de borstholte zoals het mesothelioom,3 epitheliale thymuskanker4 en slokdarmkanker5, die in een andere sessie werden aangekondigd.
Referenties
1. Travis WD, et al. J Thorac Oncol 2016;11:1204-23.
2. Detterbeck FC, et al. J Thorac Oncol 2016;11:1433-46.
3. Rusch VW. J Thorac Oncol 2016;12 (S1); abstr ED05.02.
4. Kondo K. J Thorac Oncol 2016;12 (S1); abstr ED05.03.
5. Rice T. J Thorac Oncol 2016;12 (S1); abstr ED05.04.
Drs. Huup Dassen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 1
Tabel 1. Overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de TNM-classificatie van longtumoren.
T-component Classificatie ≤ 1 cm T1a > 1-2 cm T1b > 2-3 cm T1c > 3-4 cm T2a > 4-5 cm T2b > 5-7 cm T3 > 7 cm T4 Bronchus < 2 cm van carina T2 Totale atelectase/pneumonitis T2 Invasie in diafragma T4 Invasie in mediastinale pleura – M-component Metastasen in borstholte M1a Enkele extrathoracale metastasen M1b Meerdere extrathoracale metastasen M1c Overige aanpassingen Extra primaire tumoren Elk een eigen TNM Aparte tumornodules T3, T4 en M1a Multifocale adenocarcinomen met GGO Hoogste T, globale N en M
GGO=matglasafwijkingen (ground glass opacity).