Uit klinisch onderzoek blijkt dat het gebruik van farmacogenetische profielen bij de afstemming van farmacotherapie geassocieerd is met een aanzienlijke afname in bijwerkingen. Daarom is een implementatiestudie in voorbereiding, waarbij op grote schaal aan de Noord-Nederlandse populatiecohorten Lifelines NEXT en Lifelines een farmacogenetisch paspoort kan worden aangeboden. Programmaleider farmacogenetisch paspoort drs. Jackie Dekens en promovenda Pauline Lanting, MSc, (beiden UMC Groningen) vertellen over het doel en de uitvoering van deze studie.
Belangrijke inzichten in de waarde van farmacogenetische profielen kwamen recentelijk uit de PREPARE-studie. In deze implementatiestudie onderzocht een Europees team onder leiding van de hoogleraren klinische farmacie prof. dr. Jesse Swen en prof. dr. Henk-Jan Guchelaar (beiden Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden) welk effect het sturen van de behandeling met een farmacogenetisch profiel van twaalf genen heeft. Hiertoe werd de uitkomst van de standaardbehandeling vergeleken met behandeling op grond van het farmacogenetisch profiel. Deelnemers die een geneesmiddel voorgeschreven kregen waarbij farmacogenetica relevant is, kregen een alternatieve behandeling volgens het advies van de werkgroep Farmacogenetica van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP).
“Uit de resultaten blijkt dat de toepassing van dit alternatieve behandeladvies geassocieerd was met een maar liefst 30% minder risico op bijwerkingen.1 Deze enorme verbetering was voor ons een bevestiging dat we de genetische gegevens die al beschikbaar zijn in populatiecohorten, zoals Lifelines NEXT en Lifelines, in kunnen zetten voor onderzoek naar de gezondheid van de deelnemers. We onderzoeken hierbij hoe de deelnemers het ontvangen van een farmacogenetisch paspoort, onafhankelijk van hun geneesmiddelgebruik, ervaren”, aldus Pauline Lanting.
Lifelines
Sinds zijn start in 2006 is Lifelines een grootschalig en uniek bevolkingsonderzoek naar ziekte, gezondheid en welzijn in Noord-Nederland.2,3 “Al snel na de start bestond Lifelines uit ongeveer 170.000 deelnemers – zo’n 10% van de bevolking van Noord-Nederland – een enorm aantal, waar we heel trots op zijn! Deze deelnemers worden elke vijf jaar gescreend aan de hand van vragenlijsten en de analyse van diverse biomaterialen, waaronder bloed, urine en haar. Daarnaast kunnen de deelnemers aan tal van gerelateerde studies meedoen. Van de resultaten van deze studies worden ze regelmatig op de hoogte gebracht, bijvoorbeeld door nieuwsbrieven en berichten op social media. Daarnaast ontvangen ze een samenvatting van hun persoonlijke onderzoeksresultaten.
Sinds de start van het geboortecohort Lifelines NEXT in 2016 doen vier generaties mee aan Lifelines, met leeftijden van 0 tot boven de 100.4 Aan Lifelines NEXT nemen zelfs vrouwen deel die in het eerste trimester van hun zwangerschap zitten. Door de uitgebreide gegevens van meerdere generaties binnen families, bieden Lifelines NEXT en Lifelines ook unieke kansen voor onderzoek naar de invloed van erfelijkheid op gezondheid en ziekte. Ook mensen die ziek worden en bijvoorbeeld kanker krijgen, blijven doorgaans aan Lifelines deelnemen, waardoor we veel gegevens en lichaamsmateriaal hebben van vóór, tijdens en ná een ziekte. Onderzoekers uit de gehele wereld kunnen een aanvraag indienen om voor hun eigen studie toegang te krijgen tot de data- en biobank van Lifelines”, vertelt Jackie Dekens enthousiast.
Farmacogenetisch paspoort
Een groots opgezette implementatiestudie van het UMC Groningen is in voorbereiding, waarbij maar liefst 15.000 deelnemers aan Lifelines een farmacogenetisch paspoort aangeboden kunnen krijgen. In Lifelines NEXT hebben de eerste deelnemers hun farmacogenetisch paspoort al aangeboden gekregen. In dit paspoort staat beschreven hoe iemand, op grond van genetische kenmerken, naar verwachting zal reageren op bepaalde geneesmiddelen. Uitgangspunt voor het farmacogenetisch paspoort zijn de adviezen van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP voor een optimale behandeling van patiënten met een bepaald genetisch profiel. Hierbij wijkt de geadviseerde behandeling in veel gevallen af van de standaardbehandeling.
“Hoewel een farmacogenetisch profiel zeer nuttig is voor zorgverleners, hebben patiënten moeite om te begrijpen wat de implicaties ervan zijn. Daarom voelden wij de behoefte om de adviezen van de werkgroep ook voor leken begrijpelijk en beschikbaar te maken, zodat alle betrokkenen op de hoogte zijn van de uitkomst die specifieke geneesmiddelen kunnen hebben bij patiënten met een bepaald genetisch profiel en hoe hierop het beste geanticipeerd kan worden. We nemen de deelnemers hierbij mee in de ontwikkeling naar preventief gebruik van erfelijke informatie in de gezondheidszorg”, aldus Lanting.
Het farmacogenetisch paspoort is gebaseerd op de status van een panel aan genen waarvan bekend is dat ze het effect van geneesmiddelen beïnvloeden, zoals cytochroom P450 (CYP)-enzymen. De status van deze genen wordt geanalyseerd met een commerciële DNA-array. Lanting: “Het panel aan genen dat we in deze studie gebruiken, komt grotendeels overeen met het panel van de PREPARE-studie. Een belangrijk verschil tussen onze studie en PREPARE is dat wij ons vooral richten op de ervaringen van de deelnemers met het ontvangen van dit type informatie, terwijl men in de PREPARE-studie het effect van een farmacogenetisch profiel op met name de bijwerkingen van geneesmiddelen onderzocht.” Dekens vult aan: “Een ander verschil is dat men in PREPARE de status van de genen met verschillende technieken vaststelde, terwijl wij slechts één DNA-array gebruiken. Hierdoor is onze strategie efficiënter en goedkoper, wat voor ons de doorslag gaf om de grootschalige implementatie van het farmacogenetisch paspoort te onderzoeken.”
Applicatie
Een belangrijk wapenfeit van het programma rondom het farmacogenetisch paspoort was de ontwikkeling van een smartphone-applicatie in samenwerking met het bedrijf Synappz Digital Healthcare uit Oss. De app bevat het farmacogenetisch profiel dat van waarde kan zijn voor een voorschrijver van geneesmiddelen, maar het doel is vooral het laagdrempelig informeren van de leek over de invloed van zijn genen op de effectiviteit en het risico op bijwerkingen van geneesmiddelen. De informatie in de app beschrijft in begrijpelijke taal de consequenties bij het gebruik van specifieke geneesmiddelen.
Lanting: “Het fijne van de app is dat de gebruikers op eigen initiatief de geboden informatie kunnen lezen en gerichter vragen kunnen stellen aan hun behandelaars. Onze verwachting is dat dit de communicatie tussen patiënt en behandelaar ten goede zal komen, zeker bij oncologische patiënten die doorgaans veel informatie te verwerken krijgen. Momenteel is de app met het farmacogenetisch paspoort al aangeboden aan 150 deelnemers van Lifelines NEXT en binnenkort verwachten we hun reactie op de eerste vragenlijst over het gebruik ervan. Op basis van die respons kunnen we de app verder verbeteren en verspreiden onder deelnemers aan wetenschappelijk onderzoek en toepassen in de kliniek. Het zou heel mooi zijn als we het farmacogenetisch paspoort uiteindelijk in heel Nederland kunnen implementeren en het preventief gebruik van erfelijke informatie onderdeel kan worden van de standaardzorg.”
Referenties
1. Swen JJ, et al. Lancet 2023;401:347-56.
2. Lifelines. Te raadplegen via lifelines.nl
3. Scholtens S, et al. Int J Epidemiol 2015;44:1172-80.
4. Lifelines NEXT. Te raadplegen via lifelines.nl/deelnemers/onderzoek/next
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 5