Combinatie van panitumumab met mFOLFOXIRI in plaats van mFOLFOX6 leidde in de eerste lijn niet tot een betere respons bij patiënten met RAS- en BRAF-wildtype, gemetastaseerd colorectaal carcinoom. Dat bleek uit de resultaten van de TRIPLETE-studie, die tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting werden gepresenteerd door dr. Chiara Cremolini (Pisa, Italië).
Doublet chemotherapie (FOLFOX/FOLFIRI) in combinatie met een anti-EGFR-antilichaam (cetuximab/panitumumab) zijn opties voor de eerstelijnsbehandeling van patiënten met RAS- en BRAF-wildtype (WT) gemetastaseerd colorectaal carcinoom (mCRC). De combinatie van een triplet (FOLFOXIRI) met een anti-EGFR-antilichaam was in vroege studies veelbelovend, maar leidde tot veel gastro-intestinale toxiciteit waarvoor dosismodificaties nodig waren. De gerandomiseerde fase 3-studie TRIPLETE evalueerde de toegevoegde waarde van geïntensiveerde eerstelijnschemotherapie bij combinatie met doelgerichte therapie (panitumumab) in een moleculair geselecteerde populatie van mCRC-patiënten.
In deze studie includeerden de onderzoekers 435 patiënten met niet eerder behandeld, niet-resectabel mCRC en wildtype RAS en BRAF. De mediane leeftijd was 65 jaar, de meeste patiënten hadden synchrone metastasen en 88% had linkszijdige tumoren. In de controlearm kregen de patiënten mFOLFOX6 plus panitumumab en in de experimentele arm mFOLFOXIRI plus panitumumab (beide maximaal twaalf cycli). Daarna volgde in beide armen onderhoud met 5-FU en panitumumab tot ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Het mFOLFOXIRI-schema bevat lagere doses irinotecan en 5-FU dan het klassieke FOLFOXIRI-schema. De primaire uitkomstmaat was het objectieve responspercentage (ORR), waarbij in de controlearm een ORR van 60% verwacht werd.
Geen verschil
“Met een ORR van 73% in de experimentele arm en 76% in de controlearm werd de primaire uitkomstmaat niet behaald, er was geen statistisch significant verschil. Er was ook geen verschil in het percentage R0-resecties: respectievelijk 25% en 29%”, vertelde Chiara Cremolini.1 “De ORR in de controlearm was hoger dan verwacht, mogelijk door selectie van patiënten op basis van de primaire tumorlocatie.”
De onderzoekers zagen geen verschil in diepte van de respons en vroege afname van tumorvolume. In beide armen was de mediane progressievrije overleving langer dan twaalf maanden (12,7 maanden met mFOLFOXIRI versus 12,3 maanden met mFOLFOX6; HR 0,88; p=0,277). Vrouwelijke patiënten en patiënten met rechtszijdige tumoren hadden een betere ORR in de controlearm, maar er was geen verschil in PFS. “Dit beperkt de betrouwbaarheid van deze bevinding”, vond Cremolini.
In de experimentele arm kwamen vaker bijwerkingen van graad 3/4 voor dan in de controlearm, met name diarree (23% versus 7%) en neutropenie (32% versus 20%). Huiduitslag kwam vaker voor in de controlearm (29% versus 19% in de experimentele arm).
“mFOLFOXIRI plus panitumumab zou niet aanbevolen moeten worden als eerstelijnsbehandeling voor patiënten met RAS- en BRAF-WT mCRC”, concludeerde Cremolini. “Onze resultaten geven indirect aan dat selectie op basis van tumorlocatie naast de RAS- en BRAF-mutatiestatus de effectiviteit van anti-EGFR-regimes zou kunnen verhogen.”
Referentie
1. Cremolini C, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 17): abstr LBA3505.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist