In de Spaanse SCAT-studie is onderzocht of bij niet-kleincellig longcarcinoom met positieve lymfeklieren adjuvante chemotherapie kon worden geoptimaliseerd op basis van het niveau van BRCA1-mRNA-expressie in tumorweefsel.1 Dr. Bartomeu Massuti (Alicante, Spanje) presenteerde de overlevingsdata: in de experimentele arm werd geen statistisch significant verschil in overleving bereikt. “Bij hoge BRCA1-expressie lijkt het niet schadelijk om cisplatinum achterwege te laten.”
Patiënten met volledig gereseceerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met lymfekliermetastasen krijgen na hun operatie als standaard platinumgebaseerde chemotherapie. De overleving is echter matig en de therapietrouw lager dan bij adjuvante behandelingen bij andere kankersoorten.
BRCA1 en BRCA2 zijn belangrijke eiwitfactoren bij de reparatie van DNA-schade, met name van dubbelstrengsbreuken. BRCA1 reguleert de respons op cisplatinum (Cis) en tegen microtubuli gerichte cytostatica; BRCA1-deficiëntie verhoogt de resistentie tegen Cis en verlies van BRCA1-functie is ook geassocieerd met ongevoeligheid voor antimicrotubulaire middelen. Kan een op BRCA1-mRNA-expressie gebaseerde keuze voor cytostatica de uitkomst voor deze indicatie verbeteren?
In een fase 3-studie van de Spanish Lung Cancer Group (SCAT-studie) werd chemotherapie gegeven (vier keer elke 21 dagen, te starten binnen acht weken na chirurgie) op basis van BRCA1-expressie. Na chirurgie werden patiënten met stadium II/IIIa-NSCLC 1:3 gerandomiseerd tussen een controlearm met de combinatie van Cis en het tegen microtubuli gerichte docetaxel (Doc) en een experimentele arm op basis van BRCA1-expressieniveaus: bij een laag niveau Cis en gemcitabine (Gem), bij een intermediair niveau Cis en Doc, en bij een hoog niveau alleen Doc.
De primaire uitkomstmaat was de algehele overleving. Secundaire uitkomstmaten waren ziektevrije overleving, toxiciteitsprofiel en recidieven.
Van juni 2007 tot mei 2013 werden 591 patiënten geïncludeerd, waarvan er 500 geschikt bleken om te worden gerandomiseerd. Uiteindelijk zijn 456 geanalyseerd: controle Cis-Doc 101, exp Cis-Gem 155, exp Cis-Doc 99 en exp Doc 101. De therapietrouw bleek significant beter in de groep zonder Cis (p<0,001).
Prognostische factoren
De controle- en experimentele arm verschilden niet qua bekende prognostische factoren. Een hoog niveau van BRCA1-expressie bleek geassocieerd met mannelijke sekse, een geschiedenis van roken en squameuze histologie.
Er werd geen significant verschil gezien in vijfjaarsoverleving (HR 0,946; 95% BI 0,68-1,29). De mediane overleving bij de controle- versus de experimentele groep was 69,3 versus 82,4 maanden. Gekeken naar lage BRCA1-expressie bleek Cis-Gem een significant beter resultaat te geven dan Cis-Doc in de controlegroep (HR 0,622; p=0,005); de mediane overleving in de Cis-Gem-groep was 74 maanden versus 40,1 maanden in de Cis-Doc-groep.
Er werd een trend gezien van een lagere longkankergerelateerde sterfte bij patiënten zonder Cis-behandeling. Bij hoge BRCA1-expressie werd geen verschil gezien tussen Doc en Cis-Doc (HR 1,289; p=0,436). Volgens Massuti impliceert dit dat te overwegen valt om bij hoge BRCA1-expressie geen platinumgebaseerde cytostatica te geven, teneinde onnodige toxiciteit te vermijden.
Uit multivariate analyse van prognostische factoren bleken voor de hele studiepopulatie leeftijd >65 jaar en lymfeklierstatus significant. Voor de controlegroep was de BRCA1-status een onafhankelijke prognostische variabele (p=0,005).
Referentie
1. Massuti B, et al. IASLC WCLC 2017: abstr PL 02.04.
Dr. Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 6