Oudere patiënten met ER-positieve, HER2-negatieve borstkanker en een hoge genomic grade index hebben geen overlevingsvoordeel van een adjuvante behandeling met chemotherapie gevolgd door endocriene therapie. Dit bleek uit de grote fase 3-ASTER 70s-studie, waarvan dr. Etienne Brain (Parijs, Frankrijk) tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting de definitieve resultaten presenteerde.
In de ASTER 70s-studie is uitgezocht of oudere patiënten met ER-positieve, HER2-negatieve borstkanker baat hebben bij een adjuvante behandeling met chemotherapie gevolgd door endocriene therapie.1 Etienne Brain: “We screenden hiervoor vrouwen van 70 jaar en ouder die in opzet curatieve chirurgie ondergingen voor ER-positieve, HER2-negatieve borstkanker. We bepaalden bij hen eerst de genomic grade index (GGI) van de tumor. Patiënten met een lage GGI werden niet behandeld met chemotherapie. Patiënten met een hoge GGI werden 1:1 gerandomiseerd naar een behandeling met alleen endocriene therapie of chemotherapie gevolgd door endocriene therapie.” De primaire uitkomstmaat van de studie was de algehele overleving (OS).
Kwetsbaar
Tussen april 2012 en april 2016 werden in totaal 1.969 patiënten geïncludeerd, waarvan er 1.089 gerandomiseerd werden. De mediane follow-up was bijna zes jaar. De mediane leeftijd was 76 jaar en ongeveer 40% van de patiënten was kwetsbaar volgens de Geriatric 8 (een screeningstool voor kwetsbaarheid bij ouderen). In totaal was 20% van de patiënten in de chemotherapiearm niet therapietrouw versus 0,6% in de groep die alleen behandeld werd met endocriene therapie. Twee derde van de patiënten in de chemotherapiearm ontving een taxaan en een derde een antracyclinebevattend schema.
Niet therapietrouw
In de intention-to-treat (ITT)-populatie liet een behandeling met chemotherapie gevolgd door endocriene therapie geen significant betere OS zien ten opzichte van alleen endocriene therapie. Het vierjaars-OS-percentage was 89,4% met endocriene therapie en 90,6% met chemotherapie (HR 0,79; 95% BI 0,60-1,03; p=0,08). “Gezien het hoge percentage patiënten dat niet therapietrouw was in de chemotherapiearm, hebben we ook een per-protocolanalyse uitgevoerd”, zei Brain. “Deze analyse liet een mogelijk voordeel zien van chemotherapie, met een vierjaars-OS-percentage van 89,3% met alleen endocriene therapie en 91,0% met de behandeling met chemotherapie (HR 0,73; 95% BI 0,55-0,98; p=0,03).” De resultaten voor invasieve-ziektevrije overleving (een van de secundaire uitkomstmaten) kwamen overeen met de OS-resultaten: niet significant verschillend tussen beide studiearmen in de ITT-populatie, maar wel in de per-protocolpopulatie.
Concluderend liet de ASTER 70s-studie zien dat er geen statistisch significant OS-voordeel was met een adjuvante behandeling met chemotherapie gevolgd door endocriene therapie versus alleen endocriene therapie bij oudere patiënten met ER-positieve, HER2-negatieve borstkanker en een hoge GGI. “Maar deze studie laat wel zien dat het mogelijk is succesvol grote studies uit te voeren onder oudere patiënten met kanker”, aldus Brain.
Referentie
1. Brain E, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 500.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist