De European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) heeft in prof. dr. Winette van der Graaf een president die de discussie over de waarde - en de grenzen daarvan - van wetenschappelijk kankeronderzoek niet schuwt. Er mag meer aandacht zijn voor pragmatische trials, stelt ze, en ook voor het aspect kwaliteit van leven. Ook is het zaak dat onderzoek zo dicht mogelijk bij de real world situatie komt van de patiënten voor wie de uitkomsten van belang zijn.
Als president van EORTC weet Winette van der Graaf zich niet alleen ondersteund door een team van inhoudelijke en financiële professionals in het bestuur. In het hoofdkwartier in Brussel bevindt zich een grote groep professionals die alle kennis in huis hebben om grote internationale klinische studies te begeleiden, van design, statistische onderbouwing, ondersteuning van laboratoriumresearch en imaging, regelgeving, tot en met de vertaling van patiëntinformatie in vele verschillende talen. De EORTC heeft een groot netwerk van klinische en andere onderzoekers.
De EORTC heeft een mix van onderzoek waarbij het zich, gezien het internationale karakter, het best onderscheidt door het doen van gerandomiseerde studies en studies op het gebied van zeldzame tumoren. Bij dit laatste wordt ook buiten Europa samenwerking gezocht en gevonden. Van der Graaf: “Zo loopt er nu samen met NCI een studie voor retroperitoneale sarcomen waarbij de waarde van neoadjuvante chemotherapie vooraf aan grote chirurgie wordt onderzocht. Meer recent focussen we ons ook meer op pragmatische klinische studies. Studies waarbij de vragen komen uit de dagelijkse oncologische praktijk en waarvan de deelnemers de praktijk van alledag weergeven en die uitgevoerd kunnen worden in veel ziekenhuizen. In financieel opzicht is dit nog wel een uitdagend focus. Het kost trial voor trial een forse tijdsinvestering om financiering voor dergelijke onderzoeken te vinden.”
Evenwicht
In het kader van het bepalen van de focus heeft EORTC zichzelf de vraag gesteld of voldoende evenwicht bestaat tussen trials voor innovatieve behandelingen enerzijds en anderzijds pragmatische trials. “EORTC is voor beide een mooie plaats”, zegt Van der Graaf. “Voor pragmatische trials gaat het over de praktische vragen van alledag en we zijn van mening dat we daarin een positie kunnen innemen.”
Eenvoudig is dat niet. “De farmaceutische industrie is bijvoorbeeld niet direct geïnteresseerd in studies naar dosisoptimalisatie”, zegt ze. “Helaas bestaat voor zulk onderzoek geen core funding. Gelukkig zijn er calls vanuit de Europese Unie. Maar die hebben een looptijd van vijf jaar, en het is niet altijd mogelijk om studies in die periode af te ronden. Dus zoeken we ook naar mogelijkheden om core funding uit de participerende landen te krijgen voor dergelijk onderzoek.”
Bij een positief resultaat van een pragmatische trial kan sprake zijn van een duidelijke win-win. Van der Graaf legt uit: “Als de helft van de immunotherapie volstaat om tot hetzelfde behandelresultaat voor de patiënt te komen, is dat interessant voor alle landen waarin we actief zijn. Niet alleen om de behandelkosten omlaag te brengen, en de kans op bijwerkingen uiteraard, maar ook om te waarborgen dat effectieve behandelingen in alle landen beschikbaar zijn voor patiënten door kosten te reduceren. Dus maken we ons hier sterk voor.”
De volgende stap na een trial
Van der Graaf wil hiermee niet gezegd hebben dat EORTC niet geïnteresseerd is in studies met nieuwe geneesmiddelen. “Zeker wel. Het punt is alleen dat de farmaceutische industrie die graag zelf doet”, zegt ze. “Dus ook hier zoeken we met de farmaceutische industrie naar de win-win van een samenwerking met de EORTC. Maar we willen dan wel een rol spelen in onderzoeken die echt het verschil maken. Als ik naar het ASCO-congres ga, hoor ik helaas ook besprekingen van studies waarvan de eindpunten de patiënt minder te bieden hebben. Ik vraag me dan af of is nagedacht over de volgende stap na zo’n trial. Waartoe leidt bijvoorbeeld een primair eindpunt van progressievrije overleving van minder dan drie maanden in een oudere populatie? Waarom vindt dit soort studies plaats bij mensen met een korte levensverwachting, waarbij prima algehele overleving als primair eindpunt zou kunnen worden genomen?”
Natuurlijk vinden wel degelijk goede trials plaats, nuanceert ze direct. “De SONIA-trial bij borstkanker vind ik er een sprekend voorbeeld”, zegt ze. “Maar dat neemt niet weg dat het zaak is om te discussiëren over de vraag welke trials we als EORTC willen doen. Niet alleen op het gebied van geneesmiddelen, maar ook voor vragen op het gebied van radiotherapie en chirurgie.”
Patiëntperspectief
In de vraag naar wat voor trials waardevol zijn, heeft EORTC een duidelijke plaats ingeruimd voor de patiënt. “We werken hiervoor met een patiëntpanel met mensen uit de disease oriented groups”, vertelt Van der Graaf. “Zij zijn onder andere bij de vergaderingen van die groepen aanwezig en vertegenwoordigers van hen vormen samen het EORTC-patiëntpanel. Naast medische aspecten speelt ook kwaliteit van leven in gesprekken met hen over klinische studies een belangrijke rol. Immers, voor iedereen is duidelijk dat naast de klassieke radiologische eindpunten ook kwaliteit van leven een belangrijk onderwerp is. De EORTC heeft een grote kwaliteit van leven afdeling die onderzoeksgroepen en patiënten hierin kan ondersteunen. De kennis die daar is opgebouwd stellen we graag ter beschikking aan onderzoeksgroepen die zich op dit onderwerp richten, zodat we ook kunnen voorkomen dat patiënten overvraagd worden met lange vragenlijsten die niet direct relevant zijn voor het beantwoorden van een bepaalde onderzoeksvraag.”
Patiëntpartners vinden is niet altijd eenvoudig voor EORTC, erkent Van der Graaf. “In het Verenigd Koninkrijk is patient involvement al jarenlang heel goed geregeld”, zegt ze, “dat is in veel andere Europese landen helaas nog niet het geval. Dus verzorgen wij trainingen en koesteren we de patiënten die hun tijd willen besteden om hun rol voor ons te spelen. Een handicap daarbij is dat de vergaderingen internationaal zijn en daarom in het Engels worden gevoerd. Daar voelt niet iedereen zich voldoende competent in. Bovendien werken we het liefst met patiënten of hun partners met lived experience die vanuit hun eigen ziekteperspectief kunnen meepraten over de waarde van een studie en de primaire eindpunten daarvan. Maar dat betekent dat we rekening moeten houden met hun wisselende beschikbaarheid.”
Dubbele rol
Naast haar functie als president van EORTC is Van der Graaf ook internist-oncoloog in het Antoni van Leeuwenhoek te Amsterdam en hoogleraar Medische oncologie, waarvoor ze is aangesteld in het Erasmus MC te Rotterdam en promovendi begeleidt. “Als je van werken in kantoortijden houdt, moet je het werk voor EORTC er niet bij willen doen”, zegt ze. “Je moet plezier hebben in het leggen van internationale samenwerkingen en mogelijkheden willen creëren voor onderzoekers in Europa en daarbuiten om klinische studies op te zetten en uit te voeren. Ondertussen gaat de patiëntenzorg gewoon door, en sarcomen zijn een complexe aandoening. Het is dan ook goed dat ik fijne collega’s heb.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 4