In verschillende onderzoeken die tijdens het Dutch Hematology Congres werden gepresenteerd, werd de invloed van de internal tandem duplication van het FMS-like tyrosinekinase 3-gen bij patiënten met acute myeloïde leukemie onderzocht. Zo bleek deze genduplicatie gerelateerd aan de overleving van patiënten en is ze mogelijk een marker voor de gevoeligheid voor behandeling met een FLT3-remmer.
Onderzoeker drs. David Cucchi (VUmc, Amsterdam) presenteerde de resultaten van een onderzoek waarin bij 124 kinderen met acute myeloïde leukemie (AML) was nagegaan of de lengte van de internal tandem duplication van het FMS-like tyrosinekinase 3-gen (FLT3-ITD) en de allelic ratio, een maat voor de hoeveelheid cellen met de mutatie, waren geassocieerd met klinische uitkomsten. Omdat nog onduidelijk was of de analyse van genetische afwijkingen hierin ook met RNA bepaald kon worden, voerden de onderzoekers zowel DNA- als RNA-analyses uit.
Cucchi toonde dat de resultaten van de DNA- en RNA-analyses over het algemeen overeenkwamen. Wel was een RNA-analyse van de allelic ratio wel voorspellend voor de overleving van patiënten, terwijl een DNA-analyse dat niet was. Over de invloed van lengte zijn veel tegenstrijdige publicaties verschenen. Cucchi vond een trend dat de lengte van de tandemduplicatie geassocieerd was met een slechte prognose, maar het was geen onafhankelijke voorspellende factor in uitgebreidere analyses.
Om vooraf te kunnen bepalen welke patiënten baat hebben bij nieuwe, FLT3-gerichte behandelingen, hebben de onderzoekers beenmerg van patiënten geïsoleerd en in het laboratorium behandeld. Daarbij werd gevonden dat de allelic ratio van FLT3-ITD voorspelt of AML-cellen in het laboratorium reageren op een FLT3-remmer. Cellen van patiënten met een hoge allelic ratio hadden een sterkere respons op de behandeling met de FLT3-remmer gilteritinib in vergelijking met wild-typecellen en cellen met een lage allelic ratio, hoewel ook deze cellen een respons vertoonden. Of de lengte van FLT3-ITD ook geassocieerd is met de respons op FLT3-remming was onduidelijk vanwege het kleine aantal patiënten, vertelde Cucchi.
FLT3-mutatiestatus en NPM1
Ook arts-onderzoeker Tim Grob (Erasmus MC, Rotterdam) onderzocht de invloed van FLT3-ITD bij AML-patiënten, maar hij keek of het bepalen van de FLT3-mutatiestatus de predictieve waarde van mutant NPM1-minimale residuele ziekte (MRD) kon verbeteren. Voor het onderzoek gingen Grob en collega’s na wat bij 104 NPM1-positieve patiënten de FLT3-mutatiestatus was ten tijde van de diagnose. Na een mediane follow-up van 40 maanden bleek ten eerste dat de aanwezigheid van NPM1-MRD na inductietherapie een goede voorspeller was voor de kans op een recidief, toonde Grob. “Het risico op een relaps is ongeveer verdubbeld wanneer patiënten NPM1-MRD-positief blijven na de inductietherapie.” Wanneer echter de FLT3-mutatiestatus ook werd meegewogen, verbeterde dit de risico-inschatting. Daarbij gaf dit een goede indicatie van de overleving van patiënten, vonden de onderzoekers. Zij concluderen dat het voorspellen van de kans op een recidief aan de hand van NPM1-MRD aanzienlijk kan worden verbeterd door de FLT3-mutatiestatus bij diagnose mee te wegen.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 2