Regionale oncologienetwerken maken een optimale zorgverlening richting de patiënt mogelijk. Vorming van die netwerken kent echter een aantal belemmeringen, vaak op het gebied van financiën en regelgeving. Daarom is binnen het Citrienprogramma ‘Naar regionale oncologienetwerken’ een landelijk project over de financiering van die netwerken gestart. Drs. Ineke Middelveldt, programmamanager van het UMC Groningen Cancer Center, drs. Mariska Koster, senior medisch adviseur bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis, en prof. dr. Mark Kramer, lid van de Raad van Bestuur van het VUmc te Amsterdam, vertellen over verschillende aspecten van die financiering.
Ineke Middelveldt is namens alle regio’s projectleider van het project dat de naam draagt ‘Financiering van regionale oncologienetwerken en MDO’s’. De centrale vraag binnen dit project is: ‘Hoe financier je een netwerk?’.
De ervaringen van al bestaande oncologienetwerken vormen de basis voor het beantwoorden van die vraag. Middelveldt: “Daarvoor hebben we eerst geïnventariseerd welke oncologienetwerken er zijn in het land. Deels zijn dat tumorspecifieke netwerken en deels algemene netwerken die zich richten op de gehele oncologie. Vervolgens is onderzoek gedaan naar de financiële aspecten van die netwerken met behulp van onlinevragenlijsten. Met diepte-interviews en een casestudie is nader uitgezocht wat er wel of niet goed gaat. Aan de hand daarvan worden suggesties gedaan voor financiering. Die suggesties en de resultaten uit het onderzoek bespreken we binnen een groep mensen van verschillende instanties en we kijken wat we ermee kunnen doen.” De groep waar zij het over heeft bestaat uit medisch specialisten en bestuurders van ziekenhuizen, maar ook uit vertegenwoordigers van bijvoorbeeld zorgverzekeraars, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties. “We kijken dus met veel partijen samen hoe we de netwerken verder kunnen helpen.”
Blijkt uit het onderzoek dat regelgeving een belemmering vormt waar de verschillende netwerken tegenaan lopen, dan wordt dat ook vanuit het project opgepakt. “Stel dat het beleid van een koepelorganisatie, zoals de NZa, Zorgverzekeraars Nederland of de Autoriteit Consument & Markt, een obstakel vormt voor een financieel samenwerkingsverband. Dan gaan we in gesprek met die koepel om te kijken of de regels nog wel actueel zijn en of die niet wat flexibeler kunnen, zodat de patiëntenzorg in die netwerken beter georganiseerd kan worden”, licht Middelveldt toe.
Toolbox
Binnen het project wordt ook een onlinetoolbox ontwikkeld. “Daarin nemen we de punten op die uit de onderzoeken naar voren komen”, vertelt Middelveldt. “Wat een oncologienetwerk in het ene deel van het land heeft bedacht, kan dan door een netwerk elders in het land worden opgepikt. Zo hoeft niet iedereen opnieuw het wiel uit te vinden. In de toolbox komen handvatten, tips en adviezen voor financiering van een netwerk.”
Netwerk als middel
Handvatten zijn mooi, maar uiteindelijk moet er ergens geld vandaan komen. Zorgverzekeraars spelen hierin een grote rol. Mariska Koster vertelt hoe zorgverzekeraar Zilveren Kruis aankijkt tegen de financiering van regionale oncologienetwerken: “Wat we willen bereiken is dat er aan alle patiënten optimale oncologische zorg wordt verleend. Verschillende belangrijke partijen in de zorg zijn van mening dat het inrichten van netwerken een goede manier is om dat doel te bereiken. Zij hebben zich verenigd in de Taskforce Oncologie en stimuleren de vorming van netwerken. Als Zilveren Kruis scharen wij ons achter de Taskforce. Wij zijn dan ook absoluut bereid om oncologische netwerken te financieren. Zelfs als er mogelijk meer kosten bijkomen, omdat er andere behandelingen worden geïnitieerd dan wanneer er niet wordt samengewerkt. Wij willen daar niet op bezuinigen, omdat het om kwaliteitsverbetering gaat. Voor ons gaat het namelijk altijd om de afweging tussen enerzijds doelmatigheids- en kwaliteitswinst, en anderzijds de kosten.”
Tussenfinanciering voor MDO
De intentie voor financiering vanuit verzekeraars is er dus. Het vergt echter nog wel wat afstemming tussen verschillende partijen voordat de financiering van netwerken goed geregeld is. Dat het nog niet zo ver is, vormt met name een probleem voor het regionale multidisciplinaire overleg (MDO). Middelveldt: “Bij de oncologienetwerken staat het regionale MDO centraal. Doordat de oncologische zorg steeds complexer wordt, gaat daar steeds meer tijd in zitten. Er zijn bijvoorbeeld meer experts bij een MDO betrokken en patiënten worden op meerdere momenten in het zorgproces in dat MDO besproken. Ziekenhuizen lopen er tegenaan dat dit wel betaald moet worden.” Zilveren Kruis biedt hier een oplossing voor, geeft Koster aan. “Wij beseffen dat financiering van dat regionale MDO een knelpunt is.. Als een netwerk voldoet aan een aantal randvoorwaarden, dan is Zilveren Kruis bereid te spreken over een vergoeding van een MDO.” De voorwaarden die zij noemt zijn onder andere: het netwerk moet uit minstens drie ziekenhuizen bestaan en ten minste één ervan moet een umc zijn. “Twee streekziekenhuizen samen is geen oncologisch netwerk. Dat geeft geen garantie voor betere kwaliteit”, aldus Koster.
Financieringsmodel
De uiteindelijke financiering van netwerken kan op verschillende manieren. Autonome netwerken zijn een mogelijkheid. Hierbij krijgt ieder netwerk een zelfstandig declaratierecht. Een andere optie is dat iedere zorgverlenende partij zijn eigen bijdrage aan het zorgproces declareert. Een hoofdaannemer met onderaannemers kan ook. Eerstgenoemde krijgt dan het geld binnen en verdeelt dat onder de andere zorgverleners. Dat laatste model wordt bijvoorbeeld toegepast in het VUmc bij bepaalde vergunningsplichtige oncologische behandelingen. Mark Kramer: “Bij bijvoorbeeld beenmergtransplantaties verzorgt het VUmc een deel van de behandeling. Een ander deel vindt plaats in onze partnerziekenhuizen. Zo krijgen de patiënten de posttransplantatiezorg deels in het ziekenhuis waar zij vandaan komen. Wij declareren alle zorg voor de beenmergtransplantatie en betalen een gedeelte aan het ziekenhuis waar een deel van de behandeling is gedaan. Dat soort regelingen, daar geloof ik sterk in. Om dat goed te realiseren hebben we goede afspraken gemaakt met onze partnerziekenhuizen, maar ook met onze preferente zorgverzekeraar Zilveren Kruis. Zo zorg je ervoor dat patiënten de behandeling die in een gespecialiseerd centrum moet gebeuren, ook daadwerkelijk daar krijgen, maar ook dat standaardzorg dichter bij huis van de patiënt kan.”
Verschillende tarieven
Kramer voorziet ook een volgende stap in de financiering. “Een behandeling in een expertisecentrum zoals een umc, is vaak duurder dan de standaardbehandelingen. De financiering is daar momenteel niet op aangepast, omdat de DBC-prijzen van zorg op gemiddelden zijn gebaseerd. Voor zorg in het expertisecentrum zou een aangepast tarief kunnen worden afgesproken. Voor de standaardbehandelingen die een patiënt ondergaat in het ziekenhuis waar hij of zij zich initieel meldt, voldoet een standaardtarief. Ik ben ervan overtuigd dat met bijvoorbeeld Zilveren Kruis heel goed te praten valt over dat soort arrangementen.”
Daarbij ziet Kramer kwaliteit als stimulans. “We moeten als netwerk dan laten zien dat de prestaties in de zorg aan patiënten met een bepaald tumortype beter zijn dan gemiddeld of verbeteren door onze samenwerking. Als dat er goed uitziet, dan is de verzekeraar denk ik bereid om de prijs die daaraan vastzit te betalen.” Koster vult aan: “Het is wel belangrijk dat de kwaliteit dan niet alleen gemeten wordt met behulp van indicatoren die voor de artsen belangrijk zijn, maar ook met indicatoren die voor patiënten belangrijk zijn.”
Verbinding
Voorlopig is de financiering van oncologienetwerken nog niet zo ver. Het project heeft wel een en ander in gang gezet. “Het project verbindt de verschillende partijen”, zegt Middelveldt. “Er wordt meer besproken tussen de netwerken, zodat landelijk geldende belemmeringen geïdentificeerd kunnen worden. Ook is er meer betrokkenheid vanuit de partijen die kunnen helpen die belemmeringen op te heffen. Dat helpt enorm.”
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 4