Afgelopen april zijn de definitieve resultaten van de TEAM-IIB-studie, een BOOG-studie, gepubliceerd in de Journal of Clinical Oncology. In deze volledig Nederlandse studie, die in 2007 van start ging, is de toevoeging van ibandronaat aan adjuvante endocriene therapie (ET) bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptor-positieve borstkanker in stadium I-III onderzocht.
De meeste afstandsmetastasen bij borstkanker treden op in de botten. In onderzoek voorafgaand aan TEAM-IIB waren er aanwijzingen dat bisfosfonaten in de adjuvante behandeling van borstkanker bij postmenopauzale vrouwen een bescheiden therapeutisch voordeel kunnen opleveren. Ibandronaat behoort tot de groep van de stikstofbevattende bisfosfonaten, waarvan tot dan toe onduidelijk was of ze effectief kunnen zijn in deze setting. In de TEAM-IIB-studie is daarom de toevoeging van ibandronaat aan adjuvante ET onderzocht bij postmenopauzale vrouwen met vroege borstkanker en een indicatie voor ET.1
Studieontwerp
De studie is opgezet als een gerandomiseerde, open-label, multicenter fase 3-studie waarin patiënten, na voltooiing van de chirurgie, gerandomiseerd werden tussen vijf jaar ET met of zonder drie jaar ibandronaat. De behandeling met ibandronaat, 50 mg eenmaal daags, werd gelijktijdig met de ET gestart. De primaire uitkomstmaat was ziektevrije overleving (DFS), bepaald in de intention-to-treat-populatie. De studie ging in 2007 van start met uiteindelijke deelname vanuit 37 Nederlandse centra. Tussen februari 2007 en mei 2014 werden 1.116 patiënten 1:1 gerandomiseerd tussen beide armen.
Tussentijdse resultaten leken gunstig
Het onderzoeksteam onder leiding van prof. dr. Cock van de Velde (Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden) en prof. dr. Sabine Linn (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) rapporteerde tijdens het San Antonio Breast Cancer Symposium in 2016 tussentijdse, gunstig uitziende resultaten na een mediane follow-up van 4,6 jaar. Op dat moment bedroeg de driejaars-DFS in de ibandronaatarm 94,3% versus 90,8% in de controlearm, overeenkomend met een statistisch niet-significante verbetering van de DFS (HR 0,84). Botmetastasen waren tot op dat moment gerapporteerd bij 1,6% en 4,6% van de patiënten in respectievelijk de ibandronaat- en de controlearm.2
Geen significante DFS-winst, meer bijwerkingen
De nu gepubliceerde definitieve resultaten na een mediane follow-up van 8,5 jaar laten een niet-significant verschil in DFS zien tussen de ibandronaat- en de controlearm (HR 0,97; p=0,811). Er was, net als voor de driejaars-DFS, een numeriek verschil in het voordeel van ibandronaat voor de vijfjaars-DFS, nu 89% versus 86%.
De toevoeging van ibandronaat aan adjuvante ET ging gepaard met significant meer bijwerkingen, in het bijzonder gastro-intestinale effecten, voornamelijk dyspepsie: 16% versus 10% (p<0,003). Van de patiënten in de ibandronaatarm stopte 17% voortijdig met het gebruik van ibandronaat. Elf patiënten in de ibandronaatarm ontwikkelden botnecrose van de kaak.
Geen uitsluitsel over keuze bisfosfonaat
Hoewel ET + ibandronaat een iets betere DFS liet zien met minder metastasen in de botten dan ET alleen, levert de TEAM-IIB-studie overall geen aanwijzingen voor een therapeutisch voordeel voor ibandronaat. De vraag welk type bisfosfonaat, welke dosering, welk schema en welke behandelduur dan wel gebruikt kunnen worden en bij welk subtype postmenopauzale vrouwen blijft vooralsnog onbeantwoord.
Ondanks de negatieve resultaten zijn de onderzoekers van TEAM-IIB en de BOOG trots op de opzet en uitvoering van deze grootschalige, langlopende studie met uitsluitend Nederlandse inbreng. De studie heeft antwoord gegeven op een vraag die tot het moment van deze publicatie onbeantwoord was: vermindert een oraal stikstofbevattend bisfosfonaat in hoge dosering het risico op terugkeer van borstkanker?
Referenties
1. Vliek SB, et al. J Clin Oncol 2022 Apr 20. DOI: 10.1200/JCO.21.00311
2. Vliek SB, et al. SABCS 2016; abstr. S6-02.
Dr. Marinus Lobbezoo, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 13 nummer 3