Ifosfamide was effectiever in het verlengen van de eventvrije en algehele overleving dan topotecan plus cyclofosfamide bij patiënten met recidief of refractair Ewingsarcoom, ondanks dat toxiciteit vaker leidde tot stopzetten van de behandeling. Kinderen leken daarbij het meeste te profiteren, blijkt uit de fase 3-analyse van de rEECur-studie. Dr. Martin McCabe (Manchester, Verenigd Koninkrijk) presenteerde de resultaten tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting.
Patiënten met recidief of refractair Ewingsarcoom hebben een slechte prognose, met een vijfjaarsoverleving van minder dan 15%. Momenteel worden bij progressie meerdere behandelregimes gebruikt, maar door gebrek aan bewijs is er geen standaardbehandeling of consensus backbone voor nieuwe middelen. Daarom werd een multi-arm, multi-stage fase 2/3-studie opgezet, “een efficiënt design voor een kleine groep patiënten”, aldus Martin McCabe.1
rEECur-studie
Patiënten van 4-50 jaar oud met recidief of refractair Ewingsarcoom werden gerandomiseerd naar vier verschillende armen: topotecan en cyclofosfamide (TC; n=162), irinotecan en temolozomide (IT; n=127), gemcitabine en docetaxel (GD; n=72) of hoge dosis ifosfamide (IFOS, n=78). Bij de interimanalyses bleken de resultaten in de IT- en GD-armen slechter dan in de andere armen, waarop de onderzoekers deze twee armen lieten vallen. De andere twee armen gingen door voor de fase 3-evaluatie, waarbij de gebeurtenisvrije overleving (EFS) de primaire uitkomstmaat vormde.
Betere EFS en OS
Ten tijde van de analyse had zich nog geen event voorgedaan bij 8% van de patiënten in de TC-arm, en bij 14% van de patiënten in de IFOS-arm. Veel events vonden vroeg plaats. “Daardoor gaat het na zes maanden om erg kleine aantallen patiënten”, merkte McCabe op. “De mediane EFS was 3,5 maanden in de TC-arm en 5,7 maanden in de IFOS-arm, met een verschil van 10% in de EFS na zes maanden. De hazard ratio was 0,73 (95% BI 0,51-1,05).” Een exploratieve analyse liet een groter voordeel zien met IFOS bij kinderen jonger dan veertien jaar dan bij adolescenten en volwassenen.
De mediane algehele overleving (OS) was 10,5 maanden met TC versus 15,4 maanden met IFOS, en de eenjaarsoverleving was respectievelijk 45% en 55%. De hazard ratio voor de OS was 0,73 (95% BI 0,50-1,08). Ook hier leken kinderen jonger dan veertien jaar meer te profiteren. “De Kaplan-Meier-curves waren gescheiden in beide leeftijdsgroepen, maar het verschil was duidelijker bij de kinderen.”
Bij behandeling met IFOS kregen patiënten vaker te maken met infecties, encefalopathie en nier- en urinewegaandoeningen dan bij behandeling met TC. In de IFOS-arm werd de behandeling vaker gestopt vanwege toxiciteit (26% versus 0% in de TC-arm), terwijl in de TC-arm progressie vaker de reden was om te stoppen met de behandeling (53% versus 22% in de IFOS-arm).
McCabe: “Voor de eerste keer hebben we nu gerandomiseerde data over de effectiviteit en toxiciteit. De meeste patiënten waren in eerste progressie, dus deze resultaten zijn toepasbaar op de standaardzorg. De studie blijft open voor inclusie in de IFOS-arm en een nieuwe arm met carboplatine/etoposide, en de planning is om later dit jaar een arm te openen met ifosfamide en lenvatinib.”
Referentie
1. McCabe MG, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 17): abstr LBA2.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2022 vol 7 nummer 2