De farmaceutische industrie reageerde positief op de komst van de Horizonscan Geneesmiddelen. In de praktijk bewijst die ook zijn waarde, stelt drs. Wim de Haart, manager gezondheidseconomie en vergoedingen bij de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen. Wel kan de inschatting van het aantal patiënten dat voor een nieuw middel in aanmerking komt beter.
Toen de Horizonscan Geneesmiddelen van kracht werd, liet Wim de Haart zich in de media positief uit over dit initiatief om te komen tot een volledig, openbaar en objectief overzicht van geneesmiddelen die op de markt verwacht worden. Daar staat hij nog steeds achter. “De grootste winst van de Horizonscan is dat de relevante partijen daarmee in een vroeg stadium kunnen zien welke nieuwe geneesmiddelen eraan komen”, zegt hij. “Daar is de scan in de praktijk goed in geslaagd. Het is mogelijk om heel efficiënt te scannen wat eraan komt en in welke fase dit zich bevindt. Inclusief een achterliggende structuur om medische data te verrijken met andere data, om het voor een breed publiek toegankelijk te maken.”
Waarom is dit zo waardevol? “De ontwikkeling van geneesmiddelen kost al zo’n twaalf jaar”, zegt hij. “Dan nog langer dan noodzakelijk moeten wachten op toelating tot de markt is in het nadeel van de behandelaar en de patiënt. Vroegtijdig weten wat eraan komt, betekent dat het ministerie, Zorginstituut Nederland en Zorgverzekeraars Nederland direct de benodigde voorbereidende stappen kunnen nemen. Bovendien is het in het voordeel van de arts, omdat die al in een vroeg stadium kan nadenken over de vraag hoe hij het nieuwe middel in de behandelpraktijk kan verwerken.”
Goed voorbeeld
De scan bewijst dit in de praktijk ook, stelt De Haart. “Tegelijkertijd weet ik ook dat een deel van wat met de gegevens in de scan wordt gedaan zich buiten mijn blikveld afspeelt”, zegt hij. “De achterliggende structuur is immers bedoeld om artsen, beleidsmakers en zorgverzekeraars te helpen. Ik denk dat het Zorginstituut dat goed heeft ingestoken. Het is wereldwijd een van de beste scans die er op dit gebied is. Het is ook een goede basis voor internationale doorontwikkeling. Voor de internationale scan die nu op Europees niveau tot stand moet komen, is het echt een voorbeeld.”
In het kader van de toelating van nieuwe geneesmiddelen tot de zorgverzekering, worden die in de scan toegeleid naar de sluis als plaatsing daarin aan de orde is. “Het advies komt van het Zorginstituut en de minister beslist en daarmee is de verantwoordelijkheidsverdeling goed geregeld”, zegt De Haart. “Al staat het natuurlijk los van het feit dat we het als vertegenwoordiger van de farmaceutische industrie niet altijd met die beslissing eens zijn. Dat gebeurt natuurlijk. Maar zonder de scan zouden we niet eens een basis hebben voor discussie daarover.”
Kennis inbrengen
Alhoewel farmaceutische bedrijven veel informatie aanleveren aan de Horizonscan, was de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) geen partij in de totstandkoming van de Horizonscan Geneesmiddelen. “Het was logischer geweest als wij er wel als partij in gehoord waren”, vindt De Haart. “Zeker in procesafwegingen is het goed om de branche te betrekken. Niet als het om de beoordeling van nieuwe middelen gaat natuurlijk, want dan is er een belang. Wij kunnen als vereniging niet lobbyen voor een afzonderlijk farmaceutisch bedrijf. Maar we kunnen wel veel kennis inbrengen, ook op basis van ervaringen met een nieuw middel die buiten Nederland al zijn opgedaan, bij bedrijven die internationaal werken.”
Een voorbeeld vindt De Haart betrokkenheid in relatie tot de vraag of moet worden uitgegaan van het maximaal aantal patiënten dat met een nieuw geneesmiddel kan worden behandeld of een reëel aantal. “Neem een middel voor mensen met dementie”, vertelt hij. “Dat stond ooit in de scan en bij de inschatting van sluiskandidaten en daarbij werd ervan uitgegaan dat het van toepassing zou zijn voor bijna iedereen met dementie. Dit betekende een kostenbeslag van zes miljard euro. Volstrekt onterecht, want toepassing ervan was slechts reëel bij een klein deel van de mensen met deze ziekte. Input vanuit de sector had dit in perspectief kunnen brengen. Hetzelfde hebben we zien gebeuren bij een migrainemiddel dat alleen intramuraal wordt verstrekt, maar waarvoor in de scan toch ook de extramurale verstrekking werd meegenomen. Er zijn dus zeker voorbeelden waarin we - zonder individueel bedrijfsbelang - vanuit het algemeen belang kennis zouden kunnen inbrengen. Maar het Zorginstituut ziet hierin geen rol voor de branche en wij hebben ons daarbij neergelegd. Het is geen onderwerp van discussie meer, wij blijven positief over de scan.”
Meer dan kosten alleen
Het primaire doel van de scan is informatiegelijkheid tussen fabrikant, veldpartijen en overheid over nieuwe geneesmiddelen, als basis om de uitgaven te beteugelen. “Ik denk dat die bijzin over de uitgaven er niet bij hoeft”, reageert De Haart hierop. “Het gaat erom dat partijen in een vroegtijdig stadium weten welke nieuwe geneesmiddelen eraan komen, dat is belangrijk voor artsen, patiënten en patiëntenverenigingen. Ik heb nog niet gezien dat de minister in zijn ramingen rekening houdt met die kosten. Het eerste deel van de zin dekt de lading. Het tweede deel is een inperking die ik niet zie en ook niet direct ondersteun. Het is ook niet het primaire doel van de scan. De discussie over de prijzen van dure geneesmiddelen ontkennen we zeker niet. Maar de scan moet een onafhankelijk instrument zijn, een startpunt. Niet alleen voor de kosten, maar ook voor artsen om te bepalen of een nieuw middel in de richtlijn moet worden opgenomen, en voor patiëntenverenigingen of ze patiënten moeten inlichten.”
Het gaat echt om veel meer dan de prijs alleen, stelt De Haart. “De minister kan de scan ook gebruiken om te ramen wat hij wil uitgeven aan nieuwe middelen”, zegt hij. “Maar we horen vooral discussie over verdringing. De komende jaren krijgen we heel veel extra patiënten met kanker in Nederland. Die willen we allemaal optimale zorg bieden en die zorg is grotendeels farmacologisch en dat moet ergens uit betaald worden. Dát is de discussie die moet worden gevoerd. Iedereen ziet deze ontwikkeling op basis van de scan aankomen, maar het onderwerp wordt zelden met de sector besproken.”
Focus
De verwachting bij de start was dat de scan een rol zou gaan spelen in meer strategische vraagstukken, bijvoorbeeld over wat op basis van aflopende patenten generiek op de markt zal komen. “Over de nieuwe scans zie ik elk half jaar persberichten”, zegt De Haart, “maar over dit onderwerp heb ik nog niet één persbericht gezien. De focus ligt echt op de nieuwe middelen. Bij het verschijnen van een nieuwe scan komt er een verzoek van het Zorginstituut aan de afzonderlijke farmaceuten om productspecifieke informatie te geven over wat in de pijplijn zit.”
Daar zit ook de waarde van de scan, stelt De Haart afsluitend. “Ik denk echt dat het voor de branche een heel goed hulpmiddel is”, zegt hij. “Maar het behoeft wel verbetering. Vooral zoals ik al stelde op het punt van de inschatting van het aantal patiënten dat voor toediening van een middel in aanmerking komt. Op dit punt is de scan nu nog te veel een risico-inschatting. Terwijl het heel goed mogelijk is er een realistisch voorspellend karakter aan te geven. Het aantal patiënten speelt altijd een rol in de onderhandelingen die aan markttoelating voorafgaan. En als dit aantal niet reëel is ingeschat, ben je niet reëel aan het onderhandelen. De minister heeft in een Kamerbrief aangegeven dat hij een op de scan gebaseerde triage gaat introduceren. De scan staat dus niet ter discussie, en dat voorstel voor triage laat zien hoe belangrijk het is dat de scan realistisch is.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 4