De premenopauzale behandeling van hormoonreceptorpositieve borstkankerpatiënten met exemestaan plus ovariële-functieonderdrukking (OFS) resulteert in een duidelijk verminderd risico op recidief vergeleken met tamoxifen plus OFS. Bovendien gaat de behandeling met exemestaan plus OFS gepaard met weinig bijwerkingen, verklaarde dr. Olivia Pagani (Bellinzona, Zwitserland) tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de ASCO.
Vijf jaar tamoxifen met of zonder OFS (medicamenteus, ovariëctomie of bestraling) wordt momenteel beschouwd als een adjuvante standard of care ter behandeling van premenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositief (HR+) mammacarcinoom. De optimale adjuvante endocriene therapie voor HR+ mammacarcinoom is echter onbekend. Adjuvante behandeling met aromataseremmers, die postmenopauzaal mammacarcinoom effectiever dan tamoxifen bestrijden, zou een alternatieve strategie kunnen zijn, mits deze behandeling gecombineerd wordt met OFS.
De gerandomiseerde fase 3-studies TEXT (Tamoxifen and EXemestane Trial) en SOFT (Suppression of Ovarian Function Trial) bestudeerden de uitkomsten van premenopauzale vrouwen met HR+ mammacarcinoom behandeld met tamoxifen met of zonder OFS versus de aromataseremmer exemestaan (E) plus OFS (E+OFS).1 Voor TEXT werden de patiënten binnen twaalf weken na de operatie gerandomiseerd voor een vijfjarige behandeling met E+OFS of tamoxifen plus OFS (T+OFS). In deze studie was chemotherapie optioneel en, indien gegeven, gelijktijdig met OFS. Anderzijds werden de vrouwen in SOFT gerandomiseerd voor een vijfjarige behandeling met E+OFS versus T+OFS versus tamoxifen alleen. Deze behandelingen vonden plaats binnen twaalf weken na operatie indien er geen chemotherapie gepland was, of binnen acht maanden na voltooiing van (neo-)adjuvante chemotherapie.
Vanwege te lage aantallen recidieven werd besloten om door middel van een gezamenlijke analyse van TEXT en SOFT te bepalen of E+OFS de adjuvante behandeling van premenopauzale patiënten met HR+ mammacarcinoom verbetert ten opzichte van T+OFS. Het primaire eindpunt was de ziektevrije overleving (DFS).
Verbeterde uitkomst
De gezamenlijke analyse omvatte 4.690 patiënten, met een gemiddelde leeftijd van 43 jaar, 1:1 gerandomiseerd voor E+OFS dan wel T+OFS. Na een mediane follow-up van 5,7 jaar, werden 514 (11%) DFS-voorvallen gemeld in de ITT-populatie. De vijfjaars-DFS van 91,1% in de E+OFS-arm was significant verschillend van die van 87,3% in de T+OFS-arm (HR 0,72; 95% BI 0,60-0,86; p=0,0002). Vergelijkbare resultaten werden waargenomen voor de secundaire eindpunten borstkankervrij interval (92,8% voor E+OFS versus 88,8% voor T+OFS na vijf jaar; HR 0,66; 95% BI 0,55-0,80; p<0,0001) en recidief-op-afstandsinterval (HR 0,78; 95% BI 0,62-0,97). Na deze relatief korte follow-up was er geen significant verschil in OS (HR 1,14; 95% BI 0,86-1,51; p=0,37).
Pagani en collegae stelden bij 31% van de patiënten in de E+OFS-arm graad 3- of 4-bijwerkingen vast ten opzichte van bij 29% van de patiënten in de T+OFS-arm. Slechts 14% van de patiënten stopte met de behandeling en meer dan 97% van de patiënten behandeld met E+OFS is na vijf jaar nog steeds vrij van borstkanker.
“De follow-up van deze studie wordt voortgezet om onder andere de langetermijnprognose, -bijwerkingen en vruchtbaarheid bij deze patiëntengroepen te kunnen evalueren”, aldus Pagani. De uitkomsten van deze analyse werden recentelijk gepubliceerd in The New England Journal of Medicine.
Referentie
1. Pagani O, et al. N Engl J Med 2014;371:107-18.
Dr. R. van der Voort, wetenschapscorrespondent
Commentaar dr. J.R. Kroep, medisch oncoloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
De gezamenlijke analyse van de TEKST and SOFT is wereldwijd de grootste studie die de combinatie van adjuvant exemestaan (E) + ovariële-functieonderdrukking (OFS) bestudeert versus tamoxifen (T) + OFS versus T alleen bij premenopauzale patiënten met een hormoonreceptorpositief mammacarcinoom. Beide fase 3-studies behaalden hun recruitment in 2011. De resultaten betreffende E+OFS versus T+OFS werden afgelopen juni op de ASCO in Chicago gepresenteerd en gepubliceerd.1
De huidige analyse omvatte 4.690 patiënten met mediane leeftijd van 43 jaar, 59% waren behandeld met een mammasparende operatie, 74% met adjuvante radiotherapie en 57% met adjuvante chemotherapie. De ziektekenmerken betroffen een mediane tumorgrootte van 1,7 cm, positieve okselklieren in 42%, positieve ER en PR in 88% en positieve HER2 bij 12% van de patiënten.
Het primaire studie-eindpunt was ziektevrij overleving (DFS). Na een mediane follow-up van 5,7 maanden hadden patiënten behandeld met E+OFS een significant verbeterde vijfjaars-DFS van 91,1% versus 87,3% voor T+OFS (HR 0,72; 95% BI 0,60-0,85; p=0,0002), evenals een significant verminderd risico op een lokaal (HR 0,66) en op afstandsrecidief (HR 0,78) mammacarcinoom. Er was geen verschil in overleving, met een zeer goede vijfjaars overleving van 95,9% versus 96,9%, respectievelijk.
De incidentie van > graad 3-bijwerkingen was gelijk voor beide regimes, 31% voor E+OFS en 29% voor T+OFS. Het E+OFS-regime gaf meer spier- en gewrichtspijn, osteoporosis, botfracturen en menopauzale klachten terwijl in het T+OFS-schema meer trombo-embolische gebeurtenissen, opvliegers en urine-incontinentie werden gerapporteerd.
De resultaten laten zien dat het E+OFS-schema een waardig alternatief is voor de huidige T+OFS. De TEKST- en SOFT-resultaten komen echter niet overeen met die van de ABCSG-12-studie van Gnant et al. waarin 1.803 premenopauzale patiënten met een stadium I/II-mammacarcinoom werden behandeld met gosereline en gerandomiseerd tussen toevoegen van anastrozol of tamoxifen.2 In de ABCSG-12-studie was de DFS gelijk en de overleving verschillend ten faveure van de T+OFS-arm. Een langere follow-up van de TEXT en SOFT is belangrijk voor de evaluatie van de lagetermijnoverleving en -bijwerkingen. Een essentiële vraag is hoe deze resultaten zijn ten opzicht van tamoxifenmonotherapie. Het antwoord zal volgen uit de volledige resultaten van de SOFT die eind van het jaar worden verwacht bij het San Antonio Breast Cancer Symposium.
Referenties
1. Pagani O, et al. N Engl J Med 2014;371:107-18.
2. Gnant M, et al. Lancet Oncol 2011;12:631-41.
Oncologie Up-to-date 2013 vol 5 nummer 4