De KEYMAKER-U02-substudie 02C laat bemoedigende antitumoractiviteit zien van neoadjuvante combinaties van pembrolizumab met experimentele middelen bij patiënten met stadium IIIB-D-melanoom. Dr. Alexander Menzies (Sydney, Australië) presenteerde de eerste resultaten van deze substudie tijdens het ESMO Congress 2024.
Bij patiënten met stadium III-IV-melanoom resulteert neoadjuvante en adjuvante PD-1-remming tot betere uitkomsten dan alleen adjuvante PD-1-remming, maar er is nog steeds behoefte aan betere behandelingen. De fase 1/2-KEYMAKER-U02-studie is opgezet om nieuwe immuuncheckpointremmers te evalueren zodra ze beschikbaar komen.
Evaluatie experimentele middelen
In substudie 02C van de KEYMAKER-U02 wordt neoadjuvant pembrolizumab onderzocht in combinatie met experimentele middelen, gevolgd door een operatie en adjuvant pembrolizumab, bij patiënten met resectabel stadium IIIB-D-melanoom. De substudie omvat zes armen, met neoadjuvant pembrolizumab alleen (arm 3) of in combinatie met vibostolimab (anti-TIGIT; arm 1), gebasaxturev (coxsackievirus A21; arm2), MK-4830 (anti-ILT4; arm 4), favezelimab (anti-LAG-3; arm 5) of all-trans retinoic acid (ATRA; arm 6). De primaire uitkomstmaten waren de veiligheid en verdraagbaarheid, en het percentage pathologisch complete respons (pCR). De mediane follow-up was het langst in armen 1-3 (29,7-34,3 maanden) en korter in armen 4-6 (8,2-15,2 maanden). In arm 3 werden vijftien patiënten geïncludeerd, in de andere armen 25-26 patiënten. “In elke arm onderging een klein aantal patiënten geen operatie vanwege progressieve ziekte, een fenomeen waarvan we ons bewust zijn bij het gebruik van neoadjuvante therapie in zeldzame gevallen”, merkte Alexander Menzies op.
Indrukwekkende respons
Het pCR-percentage was in armen 1-6 respectievelijk 38%, 28%, 40%, 28%, 38% en 42%. “Het is nu gebruikelijker om te kijken naar de major pathologische respons (MPR) bij immuuncheckpointtherapie; die was indrukwekkender, respectievelijk 50%, 40%, 47%, 32%, 58% en 42%”, aldus Menzies.1 Het objectieve responspercentage kwam hiermee overeen, en varieerde tussen 27 en 50%.
De mediane gebeurtenisvrije overleving (EFS) werd niet bereikt. Na achtttien maanden was de EFS respectievelijk 81%, 72%, 80% en 78% in armen 1-4, van armen 5 en 6 zijn nog geen data beschikbaar. Vergelijkbare resultaten werden gevonden voor de recidiefvrije overleving.
“De bijwerkingen waren zoals te verwachten valt van een programma op basis van immuuncheckpointtherapie. Het spectrum van bijwerkingen was vergelijkbaar, alleen in arm 6 met ATRA kwam vaker hoofdpijn, misselijkheid en braken voor, zoals verwacht.”
De geobserveerde antitumoractiviteit is bemoedigend, aldus Menzies. De MPR was numeriek hoger in arm 5, met een coformulering van favezelimab en pembrolizumab, maar directe vergelijkingen met andere armen zijn niet goed mogelijk vanwege beperkte data. “Als de uitgangsstatus van biomarkers bekend is kunnen mogelijk betere vergelijkingen gemaakt worden.”
Referentie
1. Long GV, et al. Ann Oncol 2024;35(suppl_2): abstr 1082O.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist