Een eerstelijnsbehandeling met nivolumab plus relatlimab en chemotherapie met een platinumdoublet geeft een betere progressievrije overleving dan nivolumab plus platinumdoublet-chemotherapie bij patiënten met gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom en een PD-L1-expressie ≥1%. Dit bleek uit de resultaten van de gerandomiseerde, proof-of-concept fase 2-RELATIVITY-104-studie. “We zagen bij het regime met relatlimab geen toename van de bijwerkingen”, zei prof. dr. Nicolas Girard (Parijs, Frankrijk) tijdens het ESMO Congress 2024.
De RELATIVITY-104 is de eerste gerandomiseerde fase 2-studie waarin een regime met de LAG3-remmer relatlimab plus de PD1-remmer nivolumab en chemotherapie met een platinumdoublet als eerstelijnsbehandeling wordt onderzocht versus nivolumab en chemotherapie bij gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). “We wilden met deze studie specifieke patiëntenpopulaties identificeren die voordeel hebben van de toevoeging van relatlimab”, zei Nicolas Girard.
In deze studie werden 309 patiënten met stadium IV- of gerecidiveerd NSCLC die geen eerdere systemische behandeling hadden ontvangen, in een verhouding van 1:1 gerandomiseerd naar een regime met nivolumab (360 mg elke 3 weken) plus relatlimab (360 mg elke 3 weken) en vier cycli chemotherapie met een platinumdoublet of een regime met nivolumab en platinumdoublet-chemotherapie.1 De primaire uitkomstmaat was het objectieve responspercentage (ORR). In de studie werd gestratificeerd op basis van PD-L1-expressie en tumorhistologie (squameus versus niet-squameus).
Voordeel bij niet-squameuze histologie
De mediane follow-up ten tijde van de presentatie bedroeg 10,7 maanden. “Het veiligheidsprofiel was vergelijkbaar tussen beide studiearmen”, zei Girard. “Behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of 4 traden op bij 54% van de patiënten die nivolumab plus relatlimab en chemotherapie ontvingen en bij 55% van de patiënten die nivolumab en chemotherapie ontvingen. Girard: “De mediane PFS bij patiënten met een PD-L1-expressie van 1% of hoger was 9,8 maanden met het regime met relatlimab en 6,1 maanden met nivolumab en chemotherapie (HR 0,63; 90% BI 0,45-0,88).” De ORR was respectievelijk 53,2 versus 40,8%.
“We zagen deze trend niet bij de PD-L1-negatieve tumoren”, voegde Girard toe. Daarnaast leek er een voordeel met nivolumab plus relatlimab en chemotherapie bij patiënten met niet-squameuze histologie. In deze groep was de mediane PFS 8,3 maanden met het regime met relatlimab en 6,0 maanden met nivolumab plus chemotherapie (HR 0,83; 90% BI 0,65-1,13). De ORR was respectievelijk 46,7 versus 38,5% in deze groep. Er werd geen duidelijk verschil in PFS en ORR gezien tussen beide studiearmen bij patiënten met een squameuze histologie.
Fase 3-studie
Wanneer gekeken werd naar patiënten met zowel een PD-L1-expressie ≥1% als een niet-squameuze histologie was er een duidelijk betere PFS als relatlimab aan het behandelregime was toegevoegd (mediane PFS van 11,6 maanden versus 6,9 maanden met nivolumab plus chemotherapie; HR 0,55; 90% BI 0,36-0,85). De ORR was respectievelijk 58,0 versus 39,6%. Bij patiënten met een PD-L1-expressie van 1-49% en een niet-squameuze histologie was de mediane PFS 9,8 maanden met relatlimab, nivolumab en chemotherapie versus 5,6 maanden met nivolumab en chemotherapie (HR 0,45; 90% BI 0,25-0,81). De ORR was respectievelijk 60,7 versus 30,0%. In de patiëntengroep met een PD-L1-expressie >50% en een niet-squameuze histologie was de mediane PFS respectievelijk 13,8 versus 7,1 maanden (HR 0,60; 90% BI 0,31-1,15) en de ORR respectievelijk 54,5 versus 46,4%.
“In de fase 3-RELATIVITY-1093 onderzoeken we een eerstelijnsbehandeling met nivolumab plus relatlimab en chemotherapie versus pembrolizumab plus chemotherapie bij patiënten met gemetastaseerd niet-squameus NSCLC en een PD-L1-expressie van 1-49%”, besloot Girard zijn presentatie.
Referentie
1. Girard N, et al. Ann Oncol 2024;35(suppl 2): abstr LBA53.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist