Een behandeling met abemaciclib plus endocriene therapie laat een aanhoudend voordeel zien op de invasieve-ziektevrije overleving ten opzichte van alleen endocriene therapie bij patiënten met hormoonreceptor-positieve, HER2-negatieve en klierpositieve hoog-risicoborstkanker. Dit blijkt uit de vijfjaarsresultaten van de monarchE-studie, die dr. Nadia Harbeck (München, Duitsland) presenteerde tijdens het ESMO Congress 2023.
In de monarchE-studie is het toevoegen van abemaciclib aan endocriene therapie onderzocht bij patiënten met hormoonreceptor-positieve (HR+), HER2-negatieve, klierpositieve hoog-risicoborstkanker. In totaal werden 5.637 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar een twee jaar durende behandeling met abemaciclib plus endocriene therapie of alleen endocriene therapie. Nadia Harbeck presenteerde de vijfjaarsresultaten wat betreft werkzaamheid, met een mediane follow-up van 54 maanden.1 “Meer dan 80% van de patiënten is gedurende minstens twee jaar na het voltooien van de behandeling met abemaciclib gevolgd.”
Aanhoudend voordeel
In de intention-to-treat (ITT)-populatie werd een aanhoudend effect gezien van abemaciclib plus endocriene therapie op de invasieve-ziektevrije overleving (IDFS). Het absolute verschil in het IDFS-percentage na vijf jaar was 7,6% in het voordeel van abemaciclib (83,6 versus 76,0%; HR 0,68; 95% BI 0,599-0,772; p<0,001).” Dit aanhoudende voordeel werd gezien bij alle klinisch relevante subgroepen, dus onafhankelijk van leeftijd, menopauzale status of de gegeven hormoontherapie (tamoxifen of een aromataseremmer). Daarnaast werd er in de ITT-populatie een aanhoudend voordeel gezien met abemaciclib plus endocriene therapie in afstandsrecidiefvrije overleving (DRFS), met een absoluut verschil in de DRFS-percentages van 6,7% (HR 0,675; 95% BI 0,588-0,774; p<0,001). De resultaten voor de algehele overleving (OS) waren nog niet matuur. Harbeck: “Maar ook hier zien we dat de overlevingscurves uit elkaar gaan en is er een numeriek verschil in het aantal sterfgevallen: 208 in de abemaciclibgroep en 234 in de groep die alleen endocriene therapie kreeg.”
Onafhankelijk van Ki-67
Het voordeel met abemaciclib bleek onafhankelijk van een hoge of lage Ki-67-index. Harbeck rapporteerde daarnaast dat er geen nieuwe bevindingen waren wat betreft de veiligheid van de behandeling met abemaciclib plus endocriene therapie. “Het is geruststellend om te zien dat het aantal ernstige bijwerkingen dat gerapporteerd werd in de periode na het voltooien van de studiemedicatie, overeenkomt tussen de groep die abemaciclib plus endocriene therapie ontving en de groep die alleen endocriene therapie ontving.”
Harbeck concludeerde dat deze vijfjaarsresultaten van de monarchE laten zien dat abemaciclib plus endocriene therapie een aanhoudend effect heeft op de IDFS en DRFS. “Deze resultaten zijn een verdere ondersteuning voor het toevoegen van abemaciclib aan endocriene therapie bij HR+, HER2-negatieve, klierpositieve hoogrisicoborstkanker.”
Referentie
1. Harbeck N, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA17.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 3
Commentaar dr. Marleen Kok, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Het ESMO Congress 2023 bracht op het gebied van borstkanker veel nieuwe ontwikkelingen en langetermijnupdates. Als eerste werd een vijfjaarsupdate van de monarchE-studie gepresenteerd naar een adjuvante behandeling met abemaciclib plus endocriene therapie bij patiënten met hoog-risico, HR+/HER2- vroege borstkanker.1 We wisten al van eerdere analyses dat de studie positief was, met een significant betere ziektevrije overleving (DFS) met een behandeling met abemaciclib. De hazard ratio (HR) lag tussen 0,6 en 0,7. Maar met de onlangs aangepaste PASKWIL-criteria is voor een voorlopige goedkeuring op basis van DFS of eventvrije overleving (EFS) een HR van 0,6 of lager vereist. Dus we waren erg benieuwd naar de geüpdatete analyse die in Madrid gepresenteerd werd. Ging de studie nu wel aan de Nederlandse criteria voldoen? Helaas was dat niet het geval. De langere follow-up (mediaan 54 maanden) laat vergelijkbare positieve resultaten zien als de eerdere analyse, maar met een HR van 0,68. Voor de Nederlandse praktijk gaan deze resultaten dus geen verschil maken. Uiteindelijk hopen we dat er ook een winst in algehele overleving (OS) aangetoond gaat worden, maar die resultaten moeten we nog afwachten.
Ook van de KEYNOTE-522-studie werd een vijfjaarsupdate gepresenteerd.2 In deze studie ontvingen patiënten met vroeg-stadium triple-negatieve borstkanker (TNBC) een neoadjuvante behandeling met pembrolizumab plus chemotherapie gevolgd door adjuvant pembrolizumab. De resultaten (met een mediane follow-up van 63,1 maanden) lieten een significant betere EFS zien met het regime met pembrolizumab, maar weer met een HR tussen 0,6 en 0,7 (HR 0,63). Er lag een positief advies van de commissie BOM voor deze behandeling, maar er wordt nu gediscussieerd over de vraag of deze behandeling goedkeuring gaat krijgen. Voor de OS-resultaten moeten we ook bij deze studie nog geduld hebben.
In de CheckMate 7FL-studie is een neoadjuvante behandeling met nivolumab plus chemotherapie onderzocht bij patiënten met hoog-risico, ER+/HER2- primaire borstkanker, een studie waar we in Nederland ook aan meegedaan hebben.3 Deze studie heeft een aantal uitdagingen gekend, zoals COVID-19, maar er werd ook in andere studies gezien dat er ernstige leverfunctiestoornissen kunnen optreden als PD-1-remmers gecombineerd worden met CDK4/6-remmers. Naar aanleiding daarvan is het studieprotocol van de CheckMate 7FL aangepast. De EFS kwam als coprimaire uitkomstmaat te vervallen, waardoor het percentage pathologisch complete respons (pCR) de enige primaire uitkomstmaat werd. De resultaten lieten zien dat het toevoegen van nivolumab aan chemotherapie een hogere kans geeft op een pCR. In de PD-L1-positieve groep was de pCR met 44% ongekend hoog voor ER+ borstkanker. Dit zijn interessante data, maar de vraag blijft wel of dit zich uiteindelijk vertaalt naar een winst in EFS. Vanwege de complicaties rond deze studie verwacht ik niet dat deze behandeling een indicatie zal krijgen.
Naast het nieuws over CDK4/6-remmers en immunotherapie werden er tijdens het ESMO-congres ook veel studies met antilichaam-geneesmiddelconjugaten (ADC’s) gepresenteerd. Eén daarvan was de DESTINY-Breast04-studie naar trastuzumab deruxtecan (T-DXd) bij patiënten met HER2low, gemetastaseerde borstkanker.4 HER2low is een relatief nieuwe entiteit, een subgroep van patiënten met iets van HER2-expressie die daardoor mogelijk baat hebben bij T-DXd. De resultaten die hier gepresenteerd werden lieten een mooie OS-winst zien van zes maanden met T-DXd versus chemotherapie.
Een gepoolde analyse van de DESTINY-Breast01-, -02 en -03 liet daarnaast zien dat T-DXd ook lijkt te werken bij patiënten met hersenmetastasen. In de dagelijkse praktijk komen hersenmetastasen veel voor bij patiënten met HER2+, gemetastaseerde borstkanker. In deze analyse zijn alle patiënten met hersenmetastasen op baseline gepoold. Het algehele responspercentage met T-DXd bij patiënten met hersenmetastasen was 45%, en 16% van de patiënten had een complete respons van de hersenmetastasen. Dat hebben we nog niet eerder zo gezien. In het Antoni van Leeuwenhoek gaat er een studie lopen met T-DXd als eerstelijnsbehandeling bij patiënten met oligometastasen.
In de cohortstudie BEGONIA is het ADC datopotamab deruxtecan (Dato-DXd) onderzocht in combinatie met durvalumab bij patiënten met gemetastaseerd TNBC. Deze combinatie liet een responspercentage zien van 79%. De progressievrije overleving (PFS) was vijftien maanden. Dat is erg indrukwekkend en interessant voor patiënten met TNBC. Er loopt inmiddels al een fase 3-studie met deze combinatie.
Tot slot werd er een grote fase 3-studie met Dato-DXd versus chemotherapie gepresenteerd bij patiënten met gemetastaseerde, HR+/HER2- borstkanker, na progressie op hormoontherapie en twee lijnen chemotherapie. Veel patiënten in de controlearm ontvingen een behandeling met eribuline, een middel dat we in Nederland niet veel geven en een bescheiden OS-winst geeft. Naar aanleiding van de eerdere data met Dato-DXd hadden we hoge verwachtingen van deze studie, maar ik vond de resultaten tegenvallen. De studie zelf was positief, maar de winst in mediane PFS was maar twee maanden. Dit is echt onvoldoende voor deze groep patiënten en ik denk dan ook niet dat we dit in de Nederlandse praktijk moeten toepassen. Wat betreft het veiligheidsprofiel is stomatitis de belangrijkste bijwerking van Dato-DXd. Dit kan de kwaliteit van leven echt negatief beïnvloeden. Mogelijk dat T-DXd geschikter is voor de HR+-populatie dan Dato-DXd.
Referenties
1. Harbeck N, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA17.
2. Schmid P, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA18.
3. Loi S, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA20.
4. Modi S, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr 376O.
5. Hurvitz S, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr 377O.
6. Schmid P, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr 379MO.
7. Bardia A, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA11.
In een podcast bespreken prof. dr. ir. Koos van der Hoeven en dr. Marleen Kok naast bovenstaande studies ook de KEYNOTE-756 naar neoadjuvante immunotherapie met pembrolizumab plus chemotherapie. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts