Uit de fase 3-PAPILLON-studie blijkt dat de toevoeging van amivantamab aan chemotherapie in de eerste lijn geassocieerd is met een significant betere progressievrije overleving en objectieve respons bij patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom en inserties in EGFR-exon 20. Daarnaast paste het veiligheidsprofiel van amivantamab plus chemotherapie bij dat van de afzonderlijke middelen. Deze positieve resultaten werden tijdens het eerste Presidential Symposium van het ESMO Congress 2023 gepresenteerd door prof. dr. Nicolas Girard (Parijs, Frankrijk).
Platinumbevattende chemotherapie is de standaard eerstelijnsbehandeling bij patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) en inserties in EGFR-exon 20 (Ex20ins), maar de prognose bij deze patiënten is relatief slecht.1
De EGFR-remmer amivantamab is geregistreerd als monotherapie bij volwassenen met gevorderd NSCLC en EGFR-Ex20ins, na falen van platinumbevattende therapie.2 In de gerandomiseerde fase 3-PAPILLON-studie wordt de uitkomst onderzocht van eerstelijnsbehandeling met amivantamab plus chemotherapie versus alleen chemotherapie bij patiënten met gevorderd NSCLC en EGFR-Ex20ins. De primaire uitkomstmaat is de progressievrije overleving (PFS) bepaald door een geblindeerde en onafhankelijke centrale review (BICR).
Positieve uitkomst
In totaal werden 153 patiënten gerandomiseerd naar de amivantamab-arm en 155 patiënten naar de controlearm.3,4 De baselinekenmerken van de patiënten in beide studiearmen waren goed in balans. “Na een mediane follow-up van 14,9 maanden was amivantamab plus chemotherapie geassocieerd met een mediane BICR-PFS van 11,4 maanden vergeleken met 6,7 maanden met chemotherapie alleen (HR 0,395; 95% BI 0,30-0,53; p<0,0001). Bovendien lijkt de PFS-curve van de amivantamab-arm na ongeveer achttien maanden af te vlakken. Daarnaast werd het PFS-voordeel van amivantamab plus chemotherapie ook gevonden bij de onderzoekerbepaalde PFS en in alle vooraf gedefinieerde subgroepen”, aldus Nicolas Girard.
Verder was het objectieve responspercentage 73% in de amivantamab-arm en 47% in de controlearm (OR 3,0; 95% BI 1,8-4,8; p<0,0001), de mediane tijd tot respons respectievelijk 6,7 en 11,4 weken en de mediane responsduur 9,7 en 4,4 maanden.
Weinig stopzettingen
De incidentie van bijwerkingen van graad 3 of hoger was 75% in de amivantamab-arm versus 54% in de controlearm. “Hierbij moet echter opgemerkt worden dat de behandeling met amivantamab plus chemotherapie 9,7 maanden was en met alleen chemotherapie 6,7 maanden. Bovendien was de incidentie van ernstige bijwerkingen, bijwerkingen die leidden tot overlijden en bijwerkingen die geassocieerd waren met stopzetting van de gehele behandeling vergelijkbaar in beide studiearmen. Daarnaast werd de behandeling met amivantamab slechts bij 7% van de patiënten gestopt wegens bijwerkingen”, aldus Girard. Zoals verwacht kwamen bijwerkingen die passen bij behandeling met EGFR- en MET-remmers vaker voor in de amivantamab-arm en was de incidentie van chemotherapiegerelateerde hematologische en gastro-intestinale bijwerkingen, met uitzondering van neutropenie, vergelijkbaar in beide studiearmen. Neutropenie kwam voor bij 59% van de patiënten in de amivantamab-arm en 45% van de patiënten in de controlearm, maar was overwegend tijdelijk en niet ernstig.
Referenties
1. Bazhenova L, et al. Lung Cancer 2021;162:154-61.
2. Samenvatting van de productkenmerken van Rybrevant® (amivantamab). Te raadplegen via www.ema.europa.eu/en/documents/product-information/rybrevant-epar-product-information_en.pdf
3. Girard N, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl 2): abstr LBA5.
4. Zhou C, et al. N Engl J Med October 21, 2023. DOI: 10.1056/NEJMoa2306441.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 3
Commentaar prof. dr. Egbert Smit, longarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Volgens mij was dit voor longkanker het beste ESMO-congres sinds 2017, toen de eerste resultaten van immunotherapie in fase 3-studies gepresenteerd werden. Nu waren er ook weer veel praktijkveranderende studieresultaten.
Een van deze praktijkveranderende studies was de fase 3-LIBRETTO-431-studie naar een eerstelijnsbehandeling met selpercatinib versus chemotherapie met of zonder pembrolizumab bij patiënten met RET-fusiepositief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC).1 En wat op basis van de fase 2-studie al voorspeld kon worden, gebeurde ook: de progressievrije overleving (PFS) was vele malen beter met selpercatinib dan met chemotherapie of chemotherapie plus immunotherapie. Het risico op progressie van ziekte nam met meer dan 50% af. De resultaten voor algehele overleving (OS) waren nog niet matuur, maar aangezien er cross-over was toegestaan, verwacht ik niet dat er een duidelijke OS-winst zal zijn. Qua bijwerkingen werden met selpercatinib vooral levertoxiciteit en een hoge bloeddruk gerapporteerd. Dat laatste was goed te behandelen met calciumantagonisten.
Daarnaast werd de PAPILLON-studie gepresenteerd, een fase 3-studie naar amivantamab plus chemotherapie versus chemotherapie als eerstelijnsbehandeling bij patiënten met een EGFR-exon20-insertiemutatie.2 Dit is een bekende oncogene driver waar we nog geen doelgerichte behandeling voor hadden. Ook de resultaten van deze studie lieten een reductie in het risico op progressie van meer dan 50% zien. De mediane PFS was 11,4 maanden met amivantamab plus chemotherapie versus 6,7 maanden met alleen chemotherapie. Het is wel een toxische combinatie. Omdat amivantamab een bispecifiek antilichaam is gericht tegen EGFR en MET, zien we niet alleen EGFR-gerelateerde toxiciteit, maar ook MET-gerelateerde toxiciteit.
Een andere studie naar een behandeling met amivantamab was de fase 3-MARIPOSA-studie, waarin amivantamab plus lazertinib vergeleken werd met osimertinib.3 Het toevoegen van amivantamab aan lazertinib gaf een flinke verbetering van de PFS ten opzichte van alleen osimertinib (HR 0,70). Of dit uiteindelijk ook leidt tot een betere OS moeten we nog afwachten. We zien dat het veld van EGFR-gemuteerd longkanker echt aan het veranderen is; er komen steeds meer actieve medicamenten. Maar de plaats van amivantamab moet nog wel goed uitgekristalliseerd worden. Zelf verwacht ik dat het middel uiteindelijk een plek zal krijgen als tweedelijnsbehandeling.
Een doelgerichte behandeling die we momenteel beschikbaar hebben voor patiënten met gevorderd NSCLC en het ALK-fusiegen is alectinib. In de ALINA-studie is dit middel in adjuvante setting onderzocht.4 In deze studie werden patiënten met een R0-resectie gerandomiseerd naar alectinib of chemotherapie. De resultaten lieten een enorm verschil in ziektevrije overleving zien, in het voordeel van alectinib (HR 0,24).
Tijdens het ESMO Congress 2023 werden ook ontwikkelingen gepresenteerd op het gebied van neoadjuvante immunotherapie bij resectabel NSCLC, waaronder de CheckMate 77T-studie. We hebben eerder de resultaten van de CheckMate 816-studie gezien naar een neoadjuvante behandeling met nivolumab plus chemotherapie versus alleen chemotherapie.5 In de CheckMate 77T werd een neoadjuvante behandeling met nivolumab plus chemotherapie gegeven, gevolgd door een adjuvante behandeling met nivolumab bij patiënten met potentieel resectabel NSCLC.6 Het was een duidelijk positieve studie met een eventvrije overleving na achttien maanden van 70 versus 50% in het voordeel van het regime met nivolumab. Deze studie roept wel een aantal vragen op. Ik vond de resultaten van deze studie namelijk overeenkomen met de resultaten van de CheckMate 816. Dit maakt het lastig in te schatten wat nivolumab in adjuvante setting precies toevoegt. Ook moeten we in Nederland gaan bepalen wat we precies beschouwen als potentieel resectabel. Tot slot is de vraag of een adjuvante behandeling überhaupt wel nodig is nog erg relevant.
Referenties
1. Loong HH, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl 2): abstr LBA4.
2. Girard N, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl 2): abstr LBA5.
3. Cho BC, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA14.
4. Solomon BJ, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA2.
5. Forde PM, et al. N Engl J Med 2022;386:1973-85.
6. Cascone T, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA1.
In een podcast bespreken prof. dr. ir. Koos van der Hoeven en prof. dr. Egbert Smit naast bovenstaande studies ook de TROPION-Lung01-studie. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts