Tijdens het ESMO Congress 2023 bleek uit de presentatie van dr. Antoni Vilaseca (Barcelona, Spanje) dat het erdafitinib-afgiftesysteem TAR-210 geassocieerd is met een veelbelovende klinische activiteit bij patiënten met hoog- of intermediair-risico niet-spierinvasief blaascarcinoom met afwijkingen in FGFR. Bovendien werd TAR-210 goed verdragen en was de systemische toxiciteit beperkt. De meest voorkomende bijwerkingen waren graad 1-klachten van de lagere urineweg.
Patiënten met gerecidiveerd, niet-spierinvasief blaascarcinoom (NMIBC) hebben slechts een beperkt aantal behandelopties. Een van deze opties is erdafitinib. Deze orale pan-FGFR-tyrosinekinaseremmer is in de Verenigde Staten en achttien andere landen geregistreerd als monotherapie bij patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (mUC) met afwijkingen in FGFR2 of -3 (FGFRalt) die eerder behandeld werden met platinumbevattende chemotherapie.
TAR-210 is een intravesicaal systeem dat is ontworpen voor de lokale en continue afgifte van erdafitinib, waardoor de systemische toxiciteit van dit middel wordt beperkt. In een fase 1-studie wordt de farmacokinetiek, veiligheid en werkzaamheid onderzocht van TAR-210 bij patiënten met compleet gereseceerd hoog-risico NMIBC (cohort 1) en patiënten met intermediair-risico NMIBC (cohort 3) met afwijkingen in FGFR. Deze studie bestaat uit een dosisescalatiedeel (TAR-210-B: niveau 1; TAR-210-D: niveau 2) en een dosisexpansiedeel.
Veelbelovende werkzaamheid
Op het moment van analyse waren in cohort 1 negen patiënten behandeld met TAR-210-B en zeven patiënten met TAR-210-D.1 Van deze zestien patiënten was de mediane leeftijd 73,5 jaar, was 75% man, had 44% meerdere tumoren en was 100% voorbehandeld met Bacille Calmette Guérin (BCG). “Van de elf evalueerbare patiënten in cohort 1 waren negen patiënten (82%) recidiefvrij na drie maanden. De mediane recidiefvrije overleving werd niet bereikt”, aldus Antoni Vilaseca. In cohort 3 werden tot het moment van analyse dertien patiënten behandeld met TAR-210-B en veertien patiënten met TAR-210-D. Van deze 27 patiënten was de mediane leeftijd 67 jaar, was 85% man, had 41% meerdere tumoren en was 59% eerder behandeld met intravesicale chemotherapie en 22% met BCG. Vilaseca: “Van de vijftien patiënten met een responsbeoordeling hadden dertien patiënten (87%) een complete respons (CR) na drie maanden. Op het moment van analyse hadden al deze patiënten nog steeds een CR en was de mediane responsduur niet bereikt.”
Gelokaliseerde afgifte
“Een analyse van de urine van de patiënten liet zien dat gedurende meer dan negentig dagen TAR-210 geassocieerd was met een ononderbroken afgifte van erdafitinib. Tegelijkertijd was de concentratie van erdafitinib in het plasma zeer laag. Deze laatste concentratie was vijftig keer lager dan met oraal erdafitinib en er werd geen hyperfosfatemie geconstateerd”, vertelde Vilaseca.
Uit de veiligheidsanalyse bleek dat er geen sprake was van dosisbeperkende toxiciteit. Vilaseca: “De meest voorkomende bijwerkingen van TAR-210 in cohort 1 en 3 waren klachten van de lagere urinewegen, met name graad 1- of 2-hematurie. Er kwamen geen bijwerkingen van graad 3 of hoger voor. De behandeling werd gestopt bij twee patiënten vanwege klachten van de lagere urinewegen.”
Volgens Vilaseca rechtvaardigen deze bemoedigende resultaten een fase 3-studie met TAR-210 bij patiënten met gelokaliseerd blaascarcinoom met afwijkingen in FGFR.
Referentie
1. Vilaseca A, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl 2): abstr LBA104.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer