Combinatie van pembrolizumab en enzalutamide met androgeendeprivatietherapie leidde niet tot betere uitkomsten bij patiënten met gemetastaseerd, hormoongevoelig prostaatcarcinoom in vergelijking met alleen enzalutamide en androgeendeprivatietherapie. Dat blijkt uit de resultaten van de KEYNOTE-991-studie, die werden gepresenteerd door prof. dr. Christian Gratzke (Freiburg, Duitsland) tijdens het ESMO Congress 2023.
Prostaattumoren worden vaak beschouwd als niet-immunogene of ‘koude’ tumoren. Enzalutamide kan het aantal circulerende immuuncellen verhogen en immuunsuppressieve cellen verminderen, en zou zo de tumor gevoeliger kunnen maken voor immuuncheckpointremmers. De combinatie van pembrolizumab met enzalutamide vertoonde eerder effectiviteit bij patiënten met gemetastaseerd prostaatcarcinoom.1,2
In de KEYNOTE-991-studie werd daarom pembrolizumab gecombineerd met enzalutamide en standaard androgeendeprivatietherapie (ADT) bij patiënten met gemetastaseerd, hormoongevoelig prostaatcarcinoom (mHSPC).3
KEYNOTE-991
In deze fase 3-studie werden in totaal 1.251 patiënten 1:1 gerandomiseerd tussen pembrolizumab (200 mg Q3W) of placebo, in combinatie met enzalutamide (160 mg QD) en ADT. De patiënten mochten niet eerder behandeld zijn met een next-generation hormonaal middel, eerdere behandeling met docetaxel was toegestaan. De primaire uitkomstmaten waren de radiografische progressievrije overleving (rPFS) en algehele overleving (OS). Bijna alle patiënten (97%) hadden botmetastasen en ongeveer 20% had viscerale metastasen. Ongeveer 63% van de patiënten had hoog-volumeziekte. Een minderheid (10%) was eerder behandeld met docetaxel.
Geen verschil in rPFS en OS
Christian Gratzke: “Er was geen significant verschil in rPFS tussen beide groepen (HR 1,20; p=0,95). Ook de analyse van subgroepen liet geen enkel klinisch voordeel zien van de toevoeging van pembrolizumab aan enzalutamide en ADT voor onze patiënten. Integendeel, eerdere behandeling met docetaxel voor mHSPC of hoog-volumeziekte resulteerde in een groter voordeel voor de controlegroep.”
Ook de OS was niet significant verschillend in beide groepen (HR 1,16; 95% BI 0,88-1,53), en er waren geen subgroepen die meer of minder voordeel hadden van toevoeging van pembrolizumab. Ook zagen de onderzoekers geen verbetering van secundaire uitkomstmaten, waaronder tijd tot eerstvolgende antikankerbehandeling en tijd tot eerste skeletgerelateerde symptomen.
Meer bijwerkingen
Behandelingsgerelateerde bijwerkingen kwamen vaker voor in de pembrolizumabgroep dan in de controlegroep (alle graden: 88% versus 67%; graad 3 of hoger: 42% versus 14%). Zoals verwacht waren er ook meer immuungerelateerde bijwerkingen en infusiereacties met pembrolizumab (graad 3 of hoger: 21% versus 1%). “Met name huidreacties, zoals huiduitslag en jeuk, kwamen vaker voor in de pembrolizumabgroep”, meldde Gratzke. Andere veelvoorkomende bijwerkingen waren vermoeidheid, artralgie, en diarree.
“Deze studie werd bij de eerste interimanalyse gesloten wegens futiliteit. De rol van immuuncheckpointremmers bij prostaatkanker blijft onduidelijk. Meer onderzoek is nodig. We zouden terug moeten gaan naar onze negatieve fase 3-studies en uit moeten zoeken of er bepaalde patiënten zijn die profiteren van pembrolizumab, en welke patiënten dat dan zijn”, aldus Gratzke.
Referenties
1. Graff JN, et al. J Immunother Cancer 2020;8:e000642.
2. Lin H, et al. BMC Cancer 2021;21:399.
3. Gratzke CJ, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl_2): 1772MO.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist