Een eerstelijnsbehandeling met amivantamab plus lazertinib geeft een significant betere progressievrije overleving en een trend naar een betere algehele overleving ten opzichte van osimertinib bij patiënten met EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom. Prof. dr. Byoung Chul Cho (Seoul, Zuid-Korea) presenteerde deze resultaten van de MARIPOSA-studie tijdens het derde Presidential Symposium van het ESMO Congress 2023.
Osimertinib is de huidige standaard eerstelijnsbehandeling voor patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) en een EGFR-mutatie. “Maar resistentie en ziekteprogressie zijn onvermijdelijk, voor een groot deel wegens secundaire EGFR- en MET-alteraties”, zei Byoung Chul Cho. Een behandeling met de combinatie van het EGFR-MET-bispecifieke antilichaam amivantamab en de derde-generatie EGFR-tyrosinekinaseremmer lazertinib liet in de fase 1-CHRYSALIS-studie aanhoudende responsen zien.1
“Gebaseerd op deze veelbelovende resultaten is de fase 3-MARIPOSA-studie opgezet”, zei Cho. In deze studie werden patiënten geïncludeerd met nog niet eerder behandeld, lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC, met een Ex19del- of L858R-EGFR-mutatie.2 Patiënten werden 2:2:1 gerandomiseerd naar amivantamab plus lazertinib (open-label, n=429), osimertinib (geblindeerd, n=429) of lazertinib (geblindeerd, n=216). Cho: “De studiearm met lazertinib is toegevoegd om de bijdrage van de verschillende middelen te kunnen bepalen.” De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving (PFS) met amivantamab plus lazertinib versus osimertinib.
Primaire uitkomstmaat behaald
“We zijn verheugd te kunnen zeggen dat de MARIPOSA-studie de primaire uitkomstmaat behaalde”, zei Cho. “Na een mediane follow-up van 22 maanden was de mediane PFS 23,7 maanden met amivantamab plus lazertinib versus 16,6 maanden met osimertinib (HR 0,70; 95% BI 0,58-0,85; p<0,001). “De PFS-curves lopen snel na randomisatie uit elkaar en na 24 maanden is 48% van de patiënten in de combinatiegroep vrij van progressie versus 34% van de patiënten in de osimertinibgroep.” Ook monotherapie met lazertinib liet een betekenisvolle klinische activiteit zien met een mediane PFS van 18,5 maanden. “Dit wijst erop dat lazertinib een goede combinatiepartner is voor amivantamab.” Cho liet daarnaast zien dat amivantamab plus lazertinib het risico op extracraniale progressie of overlijden met 32% verminderde en de mediane extracraniale PFS verbeterde met negen maanden (HR 0,86; 95% BI 0,56-0,83; p<0,001).
Trend naar betere OS
Het objectieve responspercentage was vergelijkbaar tussen de combinatie en osimertinib (respectievelijk 86 versus 85%). Amivantamab plus lazertinib verbeterde de mediane duur van de respons met negen maanden, van 16,8 maanden met osimertinib naar 25,8 maanden met de combinatie.
Cho presenteerde tevens een interimanalyse van de OS. Na een mediane follow-up van 22 maanden was de mediane OS in zowel de combinatie- als de osimertinibarm nog niet schatbaar. “Maar voorlopige data laten een trend zien ten faveure van de combinatie (HR 0,80; 95% BI 0,61-1,05; p=0,11). Ongeveer twaalf maanden na randomisatie gaan de overlevingscurves uit elkaar en na 24 maanden is 74% van de patiënten in de combinatiegroep en 69% van de patiënten in de osimertinibgroep nog in leven.”
Profylaxe met anticoagulantia
Het aantal bijwerkingen dat leidde tot een dosisreductie, een onderbreking of het staken van de behandeling lag hoger in de combinatiegroep, maar het aantal bijwerkingen dat leidde tot overlijden was vergelijkbaar tussen de studiearmen (8% met de combinatie en 7% met osimertinib). Volgens Cho kwam het veiligheidsprofiel van amivantamab plus lazertinib overeen met wat eerder gerapporteerd is. In de combinatiegroep kwamen vaker veneuze trombo-embolieën voor dan in de osimertinibgroep (37 versus 9%). “Bij de meeste patiënten trad dit op in de eerste vier maanden van de behandeling. Daarom wordt in lopende studies nu een profylactische behandeling met anticoagulantia aanbevolen gedurende de eerste vier maanden waarin amivantamab plus lazertinib wordt gebruikt”, zei Cho hierover.
Hij concludeerde dat in de MARIPOSA-studie amivantamab plus lazertinib de PFS significant verbeterde ten opzichte van osimertinib. “De combinatie is dan ook mogelijk een nieuwe standaard eerstelijnsbehandeling voor patiënten met EGFR-gemuteerd, gevorderd NSCLC.”
Referenties
1. Cho BC, et al. J Thorac Oncol 2022;17(9_Suppl):S126.
2. Cho BC, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA14.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 3
Commentaar prof. dr. Egbert Smit, longarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Volgens mij was dit voor longkanker het beste ESMO-congres sinds 2017, toen de eerste resultaten van immunotherapie in fase 3-studies gepresenteerd werden. Nu waren er ook weer veel praktijkveranderende studieresultaten.
Een van deze praktijkveranderende studies was de fase 3-LIBRETTO-431-studie naar een eerstelijnsbehandeling met selpercatinib versus chemotherapie met of zonder pembrolizumab bij patiënten met RET-fusiepositief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC).1 En wat op basis van de fase 2-studie al voorspeld kon worden, gebeurde ook: de progressievrije overleving (PFS) was vele malen beter met selpercatinib dan met chemotherapie of chemotherapie plus immunotherapie. Het risico op progressie van ziekte nam met meer dan 50% af. De resultaten voor algehele overleving (OS) waren nog niet matuur, maar aangezien er cross-over was toegestaan, verwacht ik niet dat er een duidelijke OS-winst zal zijn. Qua bijwerkingen werden met selpercatinib vooral levertoxiciteit en een hoge bloeddruk gerapporteerd. Dat laatste was goed te behandelen met calciumantagonisten.
Daarnaast werd de PAPILLON-studie gepresenteerd, een fase 3-studie naar amivantamab plus chemotherapie versus chemotherapie als eerstelijnsbehandeling bij patiënten met een EGFR-exon20-insertiemutatie.2 Dit is een bekende oncogene driver waar we nog geen doelgerichte behandeling voor hadden. Ook de resultaten van deze studie lieten een reductie in het risico op progressie van meer dan 50% zien. De mediane PFS was 11,4 maanden met amivantamab plus chemotherapie versus 6,7 maanden met alleen chemotherapie. Het is wel een toxische combinatie. Omdat amivantamab een bispecifiek antilichaam is gericht tegen EGFR en MET, zien we niet alleen EGFR-gerelateerde toxiciteit, maar ook MET-gerelateerde toxiciteit.
Een andere studie naar een behandeling met amivantamab was de fase 3-MARIPOSA-studie, waarin amivantamab plus lazertinib vergeleken werd met osimertinib.3 Het toevoegen van amivantamab aan lazertinib gaf een flinke verbetering van de PFS ten opzichte van alleen osimertinib (HR 0,70). Of dit uiteindelijk ook leidt tot een betere OS moeten we nog afwachten. We zien dat het veld van EGFR-gemuteerd longkanker echt aan het veranderen is; er komen steeds meer actieve medicamenten. Maar de plaats van amivantamab moet nog wel goed uitgekristalliseerd worden. Zelf verwacht ik dat het middel uiteindelijk een plek zal krijgen als tweedelijnsbehandeling.
Een doelgerichte behandeling die we momenteel beschikbaar hebben voor patiënten met gevorderd NSCLC en het ALK-fusiegen is alectinib. In de ALINA-studie is dit middel in adjuvante setting onderzocht.4 In deze studie werden patiënten met een R0-resectie gerandomiseerd naar alectinib of chemotherapie. De resultaten lieten een enorm verschil in ziektevrije overleving zien, in het voordeel van alectinib (HR 0,24).
Tijdens het ESMO Congress 2023 werden ook ontwikkelingen gepresenteerd op het gebied van neoadjuvante immunotherapie bij resectabel NSCLC, waaronder de CheckMate 77T-studie. We hebben eerder de resultaten van de CheckMate 816-studie gezien naar een neoadjuvante behandeling met nivolumab plus chemotherapie versus alleen chemotherapie.5 In de CheckMate 77T werd een neoadjuvante behandeling met nivolumab plus chemotherapie gegeven, gevolgd door een adjuvante behandeling met nivolumab bij patiënten met potentieel resectabel NSCLC.6 Het was een duidelijk positieve studie met een eventvrije overleving na achttien maanden van 70 versus 50% in het voordeel van het regime met nivolumab. Deze studie roept wel een aantal vragen op. Ik vond de resultaten van deze studie namelijk overeenkomen met de resultaten van de CheckMate 816. Dit maakt het lastig in te schatten wat nivolumab in adjuvante setting precies toevoegt. Ook moeten we in Nederland gaan bepalen wat we precies beschouwen als potentieel resectabel. Tot slot is de vraag of een adjuvante behandeling überhaupt wel nodig is nog erg relevant.
Referenties
1. Loong HH, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl 2): abstr LBA4.
2. Girard N, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl 2): abstr LBA5.
3. Cho BC, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA14.
4. Solomon BJ, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA2.
5. Forde PM, et al. N Engl J Med 2022;386:1973-85.
6. Cascone T, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA1.
In een podcast bespreken prof. dr. ir. Koos van der Hoeven en prof. dr. Egbert Smit naast bovenstaande studies ook de TROPION-Lung01-studie. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts