Patiënten met BRAFV600-gemuteerd, gemetastaseerd melanoom hebben meer voordeel van een eerstelijnsbehandeling met immunotherapie gevolgd door doelgerichte therapie dan van een eerstelijnsbehandeling met doelgerichte therapie gevolgd door immunotherapie. Dit blijkt uit een geüpdatete analyse van de SECOMBIT-studie, die dr. Paolo Ascierto (Napels, Italië) tijdens het ESMO Congress 2023 presenteerde. “Patiënten die eerst immunotherapie tot progressie ontvingen hadden tevens een lager risico op de ontwikkeling van hersenmetastasen.”
In de fase 2-SECOMBIT-studie is de optimale sequentie van doelgerichte therapie en immunotherapie onderzocht bij patiënten met BRAFV600-gemuteerd, gemetastaseerd melanoom. In totaal werden 230 patiënten gerandomiseerd naar één van drie armen. In arm A ontvingen de patiënten eerst doelgerichte therapie met encorafenib/binimetinib tot eerste progressie, waarna zij een behandeling ontvingen met ipilimumab/nivolumab tot tweede progressie. In arm B ontvingen patiënten eerst immunotherapie met ipilimumab/nivolumab tot eerste progressie, gevolgd door encorafenib/binimetinib tot tweede progressie. In arm C ontvingen patiënten een sandwichbehandeling die bestond uit acht weken encorafenib/binimetinib gevolgd door ipilimumab/nivolumab tot eerste progressie, gevolgd door weer encorafenib/binimetinib tot tweede progressie. Paolo Ascierto presenteerde de resultaten na een mediane follow-up van 56 maanden.1
Totale PFS van 50%
“De trend die we bij eerdere analyses zagen, zet door”, zei Ascierto. “De totale progressievrije overleving (PFS; de eerste plus tweede progressie) bleef in het voordeel van patiënten die vroeg in de behandeling werden blootgesteld aan immunotherapie (arm B en arm C).” Het vijfjaars-PFS-percentage was 50% in zowel arm B als arm C, en 27% in arm A (HR 0,61 en p=0,03 voor arm B versus A; HR 0,58 en p=0,02 voor arm C versus A). Voor de algehele overleving werden vergelijkbare resultaten gezien. Tevens liet Ascierto zien dat de subgroep van patiënten met verhoogde lactaatdehydrogenase (LDH)-waarden met name voordeel had van de sandwichbehandeling.
Bescherming
In de SECOMBIT is ook gekeken naar de ontwikkeling van hersenmetastasen. Ten tijde van deze analyse hadden 23 patiënten in arm A hersenmetastasen, versus elf patiënten in arm B en negen patiënten in arm C. De resultaten voor hersenmetastasevrije overleving (BMFS) waren in het voordeel voor de behandelsequenties waarbij patiënten vroeg blootgesteld werden aan immunotherapie. Het vijfjaars-BMFS-percentage was 85% in arm C, 80% in arm B en 56% in arm A. “Een behandeling met immunotherapie kan dus beschermen tegen het optreden van hersenmetastasen”, zei Ascierto. Een biomarkeranalyse toonde verder dat patiënten met een hoge tumormutatielast en patiënten met een JAK-mutatie een laag risico hadden op de ontwikkeling van hersenmetastasen.
Ascierto concludeerde dat deze geüpdatete resultaten van de SECOMBIT-studie naar de sequentie van doelgerichte en immunotherapie bij BRAFV600-gemuteerd, gemetastaseerd melanoom een trend naar een betere totale PFS en OS lieten zien voor patiënten die eerst immunotherapie krijgen en doelgerichte therapie na progressie, en voor de patiënten die de sandwichbehandeling ontvingen. Ook hadden deze patiënten een betere BMFS.
Referentie
1. Ascierto PA, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr 1083MO.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 3
Commentaar prof. dr. Karijn Suijkerbuijk, internist-oncoloog, UMC Utrecht
Tijdens het ESMO Congress 2023 werden er niet echt praktijkveranderende studies gepresenteerd wat betreft melanoom, maar wel een aantal interessante studies die het vermelden waard zijn.
Allereerst werd een update van de SECOMBIT-studie gepresenteerd, met een mediane follow-up van 56 maanden. In deze studie is gezocht naar de optimale sequentie van behandeling bij patiënten met BRAFV600-gemuteerd, gemetastaseerd melanoom.1 De eerdere resultaten van deze studie suggereerden dat patiënten die vroeg werden blootgesteld aan immunotherapie (dat wil zeggen startten met combinatie immunotherapie, of na acht weken BRAF/MEK-remming switchten naar immunotherapie) betere resultaten behaalden. Dit wordt bevestigd in deze geüpdatete analyse. Ook bleek dat patiënten die behandeld werden met BRAF/MEK-remming gevolgd door immunotherapie na progressie, een grotere kans hadden op de ontwikkeling van hersenmetastasen dan de patiënten bij wie immunotherapie direct of na inductie met BRAF/MEK-remming gegeven werd. Het is dus goed niet te lang te wachten met het geven van immunotherapie. Patiënten met verhoogde lactaatdehydrogenase (LDH)-waarden leken zelfs wat beter af als ze de sandwichbehandeling kregen (acht weken doelgerichte therapie gevolgd door immunotherapie tot progressie, gevolgd door weer doelgerichte therapie). Het is slechts een kleine fase 2-studie, maar patiënten met hoge LDH-waarden geven we in de praktijk ook wel eens een inductiebehandeling, en deze resultaten ondersteunen dat beleid.
Tevens werd een cohort patiënten met mucosaal melanoom gepresenteerd die in de C-144-01-studie behandeld waren met lifileucel, een therapie met tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL).2 De groep van patiënten met mucosaal melanoom is klein, maar wel een groep waarvoor we behoefte hebben aan nieuwe behandelopties. Deze TIL-therapie werd ingezet bij patiënten die progressie hadden op een PD-1- of PD-L1-remmer. Er zaten maar twaalf patiënten in dit cohort, dus we moeten de resultaten voorzichtig interpreteren, maar de onderzoekers rapporteerden een indrukwekkende responskans van 50%. De responsen hielden daarbij in veel gevallen meer dan een half jaar aan en soms wel langer dan een jaar. Het zou mooi zijn als we TIL-behandeling in de toekomst ook aan kunnen bieden aan patiënten met een gemetastaseerd mucosaal melanoom.
Bij stadium III-melanoom zijn veel ontwikkelingen op het gebied van neoadjuvante immunotherapie. In Madrid werd een analyse gepresenteerd van de Amerikaanse SWOG S1801-studie naar een neoadjuvante behandeling met pembrolizumab gevolgd door adjuvant pembrolizumab versus alleen adjuvant pembrolizumab bij patiënten met stadium III-IV, gereseceerd melanoom. Eerder werd gerapporteerd dat de eventvrije overleving (EFS) duidelijk beter was met de neoadjuvante behandeling met pembrolizumab.3 Dat verschil was groter dan we van tevoren hadden verwacht van een PD-1-remmer. Nu werden de percentages pathologische respons gepresenteerd.4 Die waren ook hoger dan verwacht. De major pathologische respons (MPR) was 51%, waarbij 40% van de patiënten een complete pathologische respons had. In eerdere kleinere studies naar een neoadjuvante behandeling met een PD-1-remmer lag het MPR-percentage rond de 30%. Daarbij was er in deze studie niet zo’n duidelijk plateau in de overlevingscurves voor patiënten met een MPR te zien, als we bij andere studies eerder zagen. Ten slotte was het verschil in recidiefvrije overleving tussen patiënten met en zonder een MPR relatief klein. Dit alles roept de vraag op in hoeverre de pathologische-responspercentages uit deze studie vergeleken kunnen worden met andere studies. We kijken uit naar de resultaten van de NADINA-studie, die naar verwachting volgend jaar gerapporteerd worden.
Referenties
1. Ascierto PA, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr 1083MO.
2. Grigoleit GU, et al. Ann Oncol 2023;34(suppl 2): abstr 1086MO.
3. Patel SP, et al. N Engl J Med 2023;388:813-23.
4. Patel SP, et al. Ann Oncol 2023;34(Suppl 2): abstr LBA48.
In een podcast bespreken prof. dr. ir. Koos van der Hoeven en prof. dr. Karijn Suijkerbuijk naast bovenstaande studies ook de NIBIT-M2-studie, een fase 3-studie naar tebentafusp bij patiënten met uveaal melanoom, en de RELATIVITY-47-studie. Tevens gaan zij in op een behandeling met bemcentinib in combinatie met dabrafenib/trametinib of pembrolizumab bij gemetastaseerd melanoom, en de intrathecale behandeling met immunotherapie bij melanoompatiënten met leptomeningeale metastasen. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts