Eerdere resultaten van de PAOLA-1-studie lieten zien dat onderhoudsbehandeling met olaparib plus bevacizumab versus placebo plus bevacizumab geassocieerd was met een significant betere progressievrije overleving bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, gevorderd ovariumcarcinoom na standaard eerstelijnsbehandeling. Tijdens het ESMO Congress 2022 presenteerde prof. dr. Isabelle Ray-Coquard (Lyon, Frankrijk) de eindresultaten, waaruit bleek dat de toevoeging van olaparib aan bevacizumab geassocieerd was met een betere algehele overleving bij patiënten met homologe-recombinatiedeficiënte tumoren, maar niet in de totale populatie.
In de gerandomiseerde fase 3-PAOLA-1/ENGOT-ov25-studie onderzocht men de uitkomst van onderhoudstherapie met olaparib plus bevacizumab versus placebo plus bevacizumab bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, gevorderd ovariumcarcinoom na standaard eerstelijnsbehandeling, waaronder bevacizumab. De primaire resultaten van deze studie lieten zien dat olaparib plus bevacizumab vergeleken met placebo plus bevacizumab geassocieerd was met een significant betere progressievrije overleving (PFS; HR 0,59; 95% BI 0,49-0,72; p<0,001), met name bij patiënten met homologe-recombinatiedeficiënte (HRD) tumoren (HR 0,33; 95% BI 0,25-0,45; p<0,001).1 De huidige resultaten betroffen die van de finale analyse.
HRD-positief
De resultaten laten zien dat na een mediane follow-up van bijna 62 maanden olaparib plus bevacizumab versus placebo plus bevacizumab geassocieerd was met een vergelijkbare algehele overleving (OS) in de intention-to-treat (ITT)-populatie.2 In deze populatie was de mediane OS 56,5 maanden in de olaparib-arm (n=537) en 51,6 maanden in de placeboarm (n=269; HR 0,92; 95% BI 0,76-1,12; p=0,4118). Bij patiënten met HRD-positief ovariumcarcinoom was de toevoeging van olaparib aan bevacizumab wél geassocieerd met een significant betere OS. In de HRD-positieve populatie was de mediane OS 75,2 maanden in de olaparib-arm (n=255) en 57,3 maanden in de placeboarm (n=132; HR 0,62; 95% BI 0,45-0,85). Deze resultaten waren echter minder dan 50% matuur. Daarnaast was in deze populatie olaparib plus bevacizumab vergeleken met placebo plus bevacizumab geassocieerd met een betere PFS (HR 0,41; 95% BI 0,32-0,54).
Subgroepen
Een subgroepanalyse liet zien dat de toevoeging van olaparib aan bevacizumab geassocieerd was met een betere OS bij patiënten met BRCA-gemuteerde tumoren (HR 0,60) en HRD-positieve tumoren, exclusief de BRCA-gemuteerde tumoren (HR 0,71), maar niet bij patiënten met HRD-negatieve tumoren (HR 1,19). Verder werden er na deze langere follow-up geen nieuwe veiligheidssignalen geconstateerd. De incidentie van myelodysplastisch syndroom, acute myeloïde leukemie en aplastische anemie was laag en vergelijkbaar tussen beide studiearmen (1,7% in de olaparib-arm versus 2,2% in de placeboarm).
Referenties
1. Ray-Coquard IL, et al. N Engl J Med 2019;381:2416-28.
2. Ray-Coquard IL, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl_7):S808-S869.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2022 vol 7 nummer 3
Commentaar dr. Martin Rijlaarsdam, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Op het ESMO Congress 2022 werden spraakmakende resultaten gepresenteerd van klinische studies naar nieuwe behandelingen bij patiënten met gynaecologische tumoren. Bijvoorbeeld van de gerandomiseerde fase 3-SOLO-1-studie. In deze studie onderzoekt men de uitkomst van onderhoudsbehandeling met olaparib versus placebo bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, BRCA-gemuteerd, gevorderd ovariumcarcinoom en een complete of partiële respons na platinumbevattende chemotherapie. De onderhoudsbehandeling duurde in principe twee jaar, maar kon verlengd worden bij patiënten met zichtbare ziekte. Eerdere resultaten lieten zien dat olaparib veilig was en vergeleken met placebo geassocieerd was met een significant betere progressievrije overleving (PFS; HR 0,30), de primaire uitkomstmaat van deze studie.1,2 Op het ESMO Congress 2022 werden de resultaten gepresenteerd van een beschrijvende analyse na een follow-up van zeven jaar. Na zeven jaar was in de olaparib-arm nog 67,0% van de patiënten in leven versus 46,5% in de placeboarm (HR 0,55).3 Dit aanzienlijke en aanhoudende verschil in algehele overleving (OS) kwam tot stand ondanks het feit dat 44,3% van de patiënten in de placeboarm versus 14,6% van de patiënten in de olaparib-arm ná de tweejarige onderhoudstherapie alsnog, dan wel opnieuw, behandeld werd met een PARP-remmer. Tegelijkertijd was olaparib geassocieerd met meer bijwerkingen dan placebo. Wegens bijwerkingen werd de behandeling met olaparib gestopt bij 12% van de patiënten vergeleken met 3% voor placebo. De bijwerkingen die het meest voorkwamen kennen we al langer van olaparib en zijn gastro-intestinale toxiciteit, vooral misselijkheid, vermoeidheid en beenmergtoxiciteit. Samengevat lijkt een tweejarige onderhoudsbehandeling met olaparib bij deze populatie zeer de moeite waard.
Verder werden resultaten gepresenteerd van de finale analyse van de PAOLA-1/ENGOT-ov25-studie. In deze gerandomiseerde fase 3-studie onderzoekt men de werkzaamheid en veiligheid van onderhoudstherapie met bevacizumab in combinatie met olaparib dan wel placebo bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, gevorderd ovariumcarcinoom na standaard eerstelijnsbehandeling. De eerder gepubliceerde resultaten lieten zien dat de toevoeging van olaparib aan bevacizumab geassocieerd was met een significant betere PFS (HR 0,59).4 Uit de finale analyse blijkt dat deze toevoeging bovendien geassocieerd was met een significant betere OS.5 Wel is dit OS-voordeel afhankelijk van de mate van homologe-recombinatiedeficiëntie (HRD). Zo was de HR 0,60 bij patiënten met BRCA-gemuteerde tumoren, 0,71 bij patiënten met HRD-positieve tumoren zonder de BRCA-gemuteerde tumoren, en 1,19 bij patiënten met HRD-negatieve tumoren.
In de gerandomiseerde fase 3-ARIEL4-studie onderzoekt men de uitkomst van rucaparibmonotherapie versus chemotherapie bij patiënten met gerecidiveerd, BRCA-gemuteerd ovariumcarcinoom na eerdere behandeling met ten minste twee chemotherapieën. Hierbij werden de patiënten die gerandomiseerd waren naar chemotherapie behandeld met paclitaxel als zij platinumresistent ovariumcarcinoom hadden, dan wel met platinumbevattende chemotherapie als zij een platinumgevoelige tumor hadden. De resultaten van de primaire analyse lieten zien dat rucaparib vergeleken met chemotherapie geassocieerd was met een significant betere PFS.6 Tijdens het ESMO Congress 2022 werden met name geüpdatete resultaten gepresenteerd van de OS. Hieruit bleek dat rucaparib vergeleken met chemotherapie geassocieerd was met een slechtere OS (HR 1,31).7 Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat door de mogelijkheid van cross-over uiteindelijk 90% van de patiënten werd behandeld met rucaparib. Hierdoor is het maken van een adequate vergelijking tussen rucaparib en chemotherapie in deze studie onvoldoende mogelijk.
Referenties
1. Moore K, et al. N Engl J Med 2018;379:2495-505.
2. Banerjee S, et al. Lancet Oncol 2021;22:1721-31.
3. DiSilvestro P, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl_7):S235-S282.
4. Ray-Coquard IL, et al. N Engl J Med 2019;381:2416-28.
5. Ray-Coquard IL, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl):S808-S869.
6. Kristeleit R, et al. Lancet Oncol 2022;23:465-78.
7. Oza AM, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl):S235-S282.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt dr. Martin Rijlaarsdam naast bovenstaande studieresultaten onder andere ook die van de ATALANTE-studie naar atezolizumab versus placebo in combinatie met bevacizumab en chemotherapie bij patiënten met gerecidiveerd, platinumgevoelig ovariumcarcinoom; van de KEYNOTE-755-studie naar pembrolizumab plus lenvatinib versus chemotherapie bij patiënten met eerder behandeld, gevorderd endometriumcarcinoom; en van studies met checkpointremming bij gerecidiveerd of gemetastaseerd cervixcarcinoom (KEYNOTE-826, EMPOWER-Cervical 1/GOG-3016/ENGOT-cx9, CheckMate 358). Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts