Het is niet zinvol om abirateronacetaat plus prednison te combineren met enzalutamide bij patiënten met gemetastaseerd, hormoongevoelig prostaatcarcinoom. Dit blijkt uit een indirecte vergelijking van twee onderzoeken uit het STAMPEDE-platformprotocol, waarvan dr. Gerhardt Attard (Londen, Verenigd Koninkrijk) de resultaten tijdens het ESMO Congress 2022 presenteerde.
Het combineren van abirateronacetaat plus prednison (AAP) en enzalutamide (ENZA) kan de radiografische progressievrije overleving (rPFS) bij patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom verbeteren, maar de resultaten bij patiënten met gemetastaseerd, hormoongevoelig prostaatcarcinoom (mHSPC) zijn onduidelijk. Daarom is een indirecte vergelijking tussen twee studies van het STAMPEDE-platformprotocol uitgevoerd. mHSPC-patiënten werden gerandomiseerd naar de standaardbehandeling van androgeendeprivatietherapie +/- docetaxel (SOC) of naar de experimentele studies met SOC plus AAP of SOC plus AAP/ENZA. Er was geen overlap in patiëntenpopulaties van beide studies en de mediane follow-up was 95,8 maanden in de AAP-studie en 71,7 maanden in de AAP/ENZA-studie.
Geen verschil in behandeleffect
Zowel de AAP- als de AAP/ENZA-studie liet een duidelijke en significante verbetering van de algehele overleving (OS) zien ten opzichte van SOC. “Maar we zagen geen bewijs voor een verschil in behandeleffect tussen beide studies”, zei Gerhardt Attard (interactie-HR 1,05; 95% BI 0,83-1,32; p=0,71).1 Ook was er geen bewijs voor heterogeniteit tussen beide studies. Wat betreft de metastase-progressievrije overleving, een van de secundaire uitkomstmaten, lieten een behandeling met SOC plus AAP en SOC plus AAP/ENZA ook een significante verbetering zien ten opzichte van SOC, maar werd er tussen beide studies geen verschil in behandeleffect gevonden, en evenmin bewijs voor heterogeniteit.
Laatste rapportage
In vergelijking met SOC waren de meest voorkomende bijwerkingen in de AAP- en AAP/ENZA-studies vermoeidheid, afwijkingen in leverfunctiewaarden en hypertensie. De toxiciteit van een behandeling met AAP/ENZA bleek vergelijkbaar met alleen AAP, maar in de combinatiestudie traden bijwerkingen veel vaker op.
Attard: “Dit is de laatste rapportage over deze studies, met een follow-up van meer dan zeven jaar voor de AAP-studie. Na 84 maanden was nog 30% van de patiënten die SOC ontvingen in leven en nog 48% - dus bijna de helft - van de patiënten die SOC plus AAP ontvingen.”
Attard concludeerde dat AAP en ENZA niet gecombineerd zouden moeten worden voor de behandeling van patiënten met mHSPC. De behandeling met SOC plus AAP laat wel belangrijke verbeteringen zien in OS, die zeven jaar aanhouden. “Hoewel deze analyse een indirecte vergelijking betreft tussen twee studies, geloven we niet dat we belangrijke behandeleffecten gemist hebben”, besloot Attard zijn presentatie.
Referentie
1. Attard G, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl_7):S808-S869.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2022 vol 7 nummer 3
Commentaar dr. Debbie Robbrecht, internist-oncoloog, Erasmus MC, Rotterdam
De studies bij prostaatkanker zijn vaak complex en lopen vaak lang, zo ook de RADICALS-HD-studie. In deze studie is onderzocht of androgeendeprivatietherapie (ADT) toegevoegd aan postoperatieve radiotherapie zinvol is en of ADT dan beter voor een korte periode van zes maanden of een lange periode van 24 maanden gegeven kan worden.1 De resultaten van twee vergelijkingen werden gepresenteerd: alleen radiotherapie (geen ADT) versus radiotherapie plus kort ADT, en radiotherapie plus kort ADT versus radiotherapie plus lang ADT. De follow-up was negen jaar. Patiënten die kort behandeld werden met ADT hadden vaker ongunstige ziektekarakteristieken op baseline, zoals positieve chirurgische marges, stadium pT3b-tumoren of een hogere Gleason-score. Wat betreft de primaire uitkomstmaat, metastasevrije overleving (MFS), was er geen verschil tussen alleen radiotherapie en radiotherapie plus kort ADT. Er was ook geen verschil in algehele overleving (OS) tussen deze groepen. De noodzaak voor salvage ADT werd wel uitgesteld bij patiënten die kortdurend met ADT behandeld waren. Bij de vergelijking radiotherapie plus kort ADT versus radiotherapie plus lang ADT was de MFS wel significant verschillend ten faveure van de lange behandeling met ADT, met een absoluut verschil van 6% na tien jaar. Ook werd er in deze groep een langere tijd tot gebruik van salvage ADT gezien. De OS was niet significant verschillend tussen de twee groepen. Hoewel deze resultaten laten zien dat ADT gedurende twee jaar toegevoegd aan radiotherapie mogelijk zinvol kan zijn voor hoog-risicopatiënten, verwacht ik niet dat deze data de huidige praktijk in Nederland zullen veranderen.
Ook werden tijdens het ESMO Congress 2022 weer resultaten gepresenteerd van de STAMPEDE-multicohortstudie. Deze keer van twee studies binnen het STAMPEDE-platform, bij patiënten met hormoonsensitief prostaatcarcinoom (mHSPC) met in de ene studie ADT met daaraan toegevoegd abirateron plus prednison (AAP) versus standard of care (ADT +/- docetaxel) en in de andere studie ADT met daaraan toegevoegd AAP en enzalutamide versus standard of care (ADT +/- docetaxel).2 Het is al bekend dat de toevoeging van middelen gericht tegen de androgeenreceptor bij mHSPC van toegevoegde waarde is. In deze studie werd onderzocht of het toevoegen van enzalutamide extra voordeel gaf. Er werd naar de interactie gekeken tussen de uitkomsten van de beide studies en dit liet zien dat het toevoegen van AAP aan de standaardbehandeling de bekende overlevingswinst gaf, maar dat het toevoegen van enzalutamide geen extra winst gaf wat betreft de MFS, maar wel meer toxiciteit. Volgens mij is het toevoegen van een extra middel gericht tegen de androgeenreceptor aan ADT plus AAP ook niet de weg die we moeten inslaan.
Tot slot werden de resultaten van cohort K uit de EV-103-studie gepresenteerd, naar enfortumab vedotin (EV) bij patiënten met gemetastaseerd urotheelcarcinoom die niet in aanmerking kwamen voor cisplatinebevattende chemotherapie.3 Dit is een belangrijke populatie; we zijn echt op zoek naar nieuwe behandelopties om de uitkomsten bij deze patiënten te verbeteren. In deze studie hadden de patiënten die behandeld werden met EV plus pembrolizumab een responspercentage van ruim 64% versus 45% bij de patiënten die alleen met EV werden behandeld, met zelfs een complete respons bij 10% van de patiënten in de combinatiegroep en een partiële respons bij 50%. Deze activiteit was onafhankelijk van de PD-L1-status van patiënten. Dit zijn mooie en veelbelovende responspercentages. We wachten nu de resultaten af van de studie waarin eerstelijns EV + pembrolizumab wordt vergeleken met standaard chemotherapie (EV-302).
Referenties
1. Parker CC, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl_7):S808-S869.
2. Attard G, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl_7):S808-S869.
3. Rosenberg JE, et al. Ann Oncol 2022;33(suppl_7):S808-S869.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt dr. Debbie Robbrecht naast bovenstaande studies ook de biomarkeranalyse en geüpdatete resultaten van de fase 3-PROpel-studie, evenals de resultaten van verkennend biomarkeronderzoek uit de fase 3-CheckMate 274-studie. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts.