Resultaten van de MASTERKEY-265/KEYNOTE-034-studie laten zien dat de toevoeging van het virale talimogene laherparepvec aan pembrolizumab niet geassocieerd is met een significant betere progressievrije of algehele overleving bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, inoperabel, stadium IIIB–IVM1c-melanoom. Deze negatieve resultaten werden tijdens het ESMO Congress 2021 gepresenteerd door prof. dr. Helen Gogas (Athene, Griekenland).
Talimogene laherparepvec (T-VEC) is een gemodificeerd, oncolytisch herpesvirus dat intratumoraal wordt geïnjecteerd. Vervolgens repliceert het virus zich, worden de tumorcellen gelyseerd en produceert het virale construct GM-CSF, waardoor aangeboren en adaptieve immuunresponsen worden geïnduceerd. Klinisch onderzoek bij patiënten met melanoom liet zien dat T-VEC-monotherapie veilig is en geassocieerd met een veelbelovende werkzaamheid bij zowel geïnjecteerde als niet-geïnjecteerde laesies.1 Op systemisch niveau was de werkzaamheid echter beperkt en lijkt combinatietherapie met een immuuncheckpointremmer een aantrekkelijke optie.
“In de gerandomiseerde fase 3-MASTERKEY-265/KEYNOTE-034-studie werd de uitkomst onderzocht van T-VEC plus pembrolizumab versus placebo plus pembrolizumab bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, inoperabel, stadium IIIB–IVM1c-melanoom zonder actieve hersenmetastasen. De coprimaire uitkomstmaten waren de onafhankelijk bepaalde progressievrije overleving (PFS) en de algehele overleving (OS)”, aldus Helen Gogas.
Negatief resultaat
De toevoeging van T-VEC aan pembrolizumab was niet geassocieerd met een significant betere PFS.2 Gogas: “De mediane PFS was 14,3 maanden in de T-VEC-arm (n=346) versus 8,5 maanden in de placeboarm (n=346; HR 0,86; 95% BI 0,71-1,04; p=0,13). Na één en twee jaar was de PFS respectievelijk ongeveer 8% en 3% hoger in de T-VEC-arm dan in de placeboarm. Ook de OS, de tweede primaire uitkomstmaat, was niet significant beter na toevoeging van T-VEC aan pembrolizumab.
De mediane OS werd niet bereikt in de T-VEC-arm en was 49,2 maanden in de placeboarm (HR 0,96; 95% BI 0,76-1,22; p=0,74). Na één en twee jaar was het verschil in OS tussen beide studiearmen nihil. Het gebrek aan een OS-verschil gold ook voor alle vooraf gedefinieerde subgroepen. Verder was de toxiciteit vergelijkbaar na beide behandelingen. Zo werden bijwerkingen van graad 3 of hoger geconstateerd bij 46,7% van de patiënten in de T-VEC-arm versus 44,0% van de patiënten in de placeboarm. Dit was respectievelijk 21,2% versus 16,0% voor behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of hoger.”
Referenties
1. Ferrucci PF, et al. Cancers 2021;13:1383.
2. Ribas A, et al. ESMO 2021: abstr 1037O.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer