Behandeling met cemiplimab in de tweede lijn resulteerde in een significant betere overleving ten opzichte van chemotherapie bij vrouwen met gerecidiveerd of gemetastaseerd cervixcarcinoom die progressie vertonen na eerstelijns platinumhoudende chemotherapie. Dat blijkt uit de EMPOWER-cervical 1-studie, waarvan dr. Krishnansu Tewari (Orange, Verenigde Staten) de resultaten presenteerde tijdens de virtual plenary session van het ESMO Congress 2021.
Vrouwen met gerecidiveerd of gemetastaseerd (R/M) cervixcarcinoom worden behandeld met platinumhoudende chemotherapie, met of zonder bevacizumab, maar vertonen daarna vaak progressie en hebben een beperkte overleving. Integratie van het humaan papillomavirus in het cellulaire genoom kan zorgen voor verhoogde expressie van PD-L1, waardoor immuuncheckpointremmers bij deze groep patiënten mogelijk goed werken. De PD-1-remmer cemiplimab gaf goede responsen in een fase 1-studie bij R/M cervixcarcinoom.1
De fase 3-studie EMPOWER-cervical 1 vergelijkt cemiplimab versus single agent chemotherapie bij patiënten met R/M cervixcarcinoom die progressie vertoonden na eerstelijns platinumhoudende chemotherapie met of zonder bevacizumab.2
In totaal werden 608 patiënten geïncludeerd, onafhankelijk van de PD-L1-expressiestatus. Na 1:1 randomisatie kregen ze ofwel cemiplimab (350 mg, Q3W) ofwel een chemotherapiemiddel naar keuze van de behandelaar (pemetrexed, vinorelbine, gemcitabine, irinotecan of topotecan), gedurende maximaal 96 weken. Stratificatie vond plaats op basis van histologie: plaveiselcelcarcinoom (SCC) of adeno-/adenoplaveiselcelcarcinoom (AC). De algehele overleving (OS) vormde de primaire uitkomstmaat, hiërarchisch geanalyseerd in achtereenvolgens de SCC-populatie en de totale populatie.
Overlevingsvoordeel
Krishnansu Tewari toonde de resultaten van de tweede interimanalyse bij 85% OS-events. “In de SCC-populatie was de mediane OS 11,1 maanden met cemiplimab versus 8,8 maanden met chemotherapie (HR 0,73; p=0,003)”, vertelde hij. In de totale populatie was de mediane OS 12,0 maanden met cemiplimab versus 8,5 maanden met chemotherapie (HR 0,69; p=0,0001). Ook in de AC-populatie verbeterde de mediane OS significant met cemiplimab (13,3 versus 7,0 maanden; HR 0,56; p<0,005).
Tewari merkte op dat veel OS-events in de eerste maanden optraden, zowel in de cemiplimab- als in de chemotherapiearm. Dit kan erop wijzen dat er een specifieke subgroep is met slechte responders. “Momenteel zijn we tumormateriaal van een voorgaande studie (GOG-240) en van deze studie aan het sequencen om zeer goede en zeer slechte responders te kunnen identificeren.”
Het OS-voordeel was het duidelijkst zichtbaar bij patiënten met verhoogde PD-L1-expressie (≥1%), maar ook patiënten met zeer lage of geen PD-L1-expressie (<1%) profiteerden van cemiplimab.
De kwaliteit van leven bleef gelijk of verbeterde bij patiënten die cemiplimab kregen, terwijl deze over het algemeen verslechterde bij patiënten die chemotherapie kregen. De onderzoekers zagen geen nieuwe veiligheidssignalen met cemiplimab.
Afhankelijk van de resultaten van andere, nog lopende studies, zouden PD-1-remmers mogelijk ook eerder in de behandeling ingezet kunnen worden, denkt Tewari.
Referenties
1. Rischin D, et al. Gynecol Oncol 2020;159: 322-8.
2.Tewari KS, et al. ESMO 2021: abstr VP4-2021.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 3
Commentaar dr. Nelleke Ottevanger, internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen
Deze ESMO werden de resultaten van de OReO-ENGOT Ov-38-studie gepresenteerd.1 Ik was erg benieuwd naar de resultaten van deze studie, omdat er al langer gediscussieerd wordt over de vraag of herbehandeling met een PARP-remmer zinvol is. De OReO-studie bestond uit vier cohorten:
1. patiënten met een BRCA-mutatie die eerder behandeld waren met een PARP-remmer gedurende minstens achttien maanden na eerstelijnschemotherapie;
2. patiënten met een BRCA-mutatie die eerder behandeld waren met een PARP-remmer gedurende minstens twaalf maanden na een tweede- of laterelijnsbehandeling met chemotherapie;
3. patiënten zonder BRCA-mutatie die minstens twaalf maanden behandeld waren met een PARP-remmer na eerstelijnschemotherapie;
4. patiënten zonder BRCA-mutatie die minstens zes maanden behandeld waren met een PARP-remmer na een tweede- of laterelijnsbehandeling met chemotherapie.
Over de resultaten was ik een beetje teleurgesteld. De mediane progressievrije overleving (PFS) bij patiënten met een BRCA-mutatie was 4,3 maanden na een herbehandeling met olaparib versus 2,8 maanden met placebo. Dit zijn wel heel kleine verschillen. De HR was 0,57, waarmee de studie niet voldeed aan de vooraf opgestelde statistische criteria, waarbij uitgegaan werd van een HR van 0,5. Voor de patiënten met BRCA-wildtype was de PFS 5,3 maanden met olaparib versus 2,8 met placebo. De HR was 0,43 en voldeed hiermee wel aan de vooraf gestelde eisen. Een herbehandeling met olaparib kan dus mogelijk waardevol zijn bij deze patiënten, maar zelf vind ik dit mediane PFS-verschil niet erg klinisch relevant.
De afgelopen jaren was er weinig nieuws op het gebied van het cervixcarcinoom, maar deze ESMO werden de resultaten van meerdere studies besproken betreffende immunotherapie bij het cervixcarcinoom. Allereerst de EMPOWER-studie, waarin de PD-1-remmer cemiplimab werd vergeleken met chemotherapie naar keuze van de onderzoeker als tweedelijnsbehandeling bij patiënten met gerecidiveerd or gemetastaseerd cervixcarcinoom.2 De algehele overleving (OS) was 12 maanden met cemiplimab en 8,5 maanden met chemotherapie, met een HR van 0,69. De PFS was 2,8 maanden in de cemiplimabgroep en 3,0 maanden in de chemotherapiegroep. Het betrof hier dus een relatief slechte, al voorbehandelde patiëntengroep. Interessant was wel dat de groep die cemiplimab ontving een betere kwaliteit van leven had dan de groep die chemotherapie ontving.
De KEYNOTE-826-studie onderzocht immunotherapie als eerstelijnsbehandeling voor patiënten met persisterend, recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom. Patiënten in deze studie werden gerandomiseerd naar pembrolizumab plus chemotherapie of placebo plus chemotherapie, beide armen met of zonder bevacizumab.3 De onderzoekers hebben gekeken naar drie verschillende cohorten: het all-comer-cohort, het combined positive score (CPS) ≥1-cohort en het CPS ≥10-cohort. De mediane PFS in het all-comer-cohort verbeterde van 8,1 maanden met placebo naar 10,4 maanden met pembrolizumab. Ook in de CPS ≥1- en de CPS ≥10-cohorten was de mediane PFS 10,4 maanden met pembrolizumab. Belangrijker waren de OS-resultaten. Deze verbeterden in het all-comer-cohort van 16,5 maanden bij patiënten die behandeld werden met placebo plus chemotherapie naar 24,4 maanden bij patiënten die behandeld werden met pembrolizumab plus chemotherapie. En dat is wel een indrukwekkend verschil. Hoewel de follow-up nog niet lang genoeg is, lijkt er een afvlakking van de OS-curve te ontstaan. Hiermee denk ik dat de behandeling met pembrolizumab toegevoegd aan platinum en paclitaxel, met of zonder bevacizumab de nieuwe standaard gaat worden voor deze groep patiënten.
Referenties
1. Pujade-Lauraine E, et al. ESMO 2021: abstr LBA33.
2. Tewari KS, et al. ESMO 2021: abstr VP4_2021.
3. Colombo N, et al. ESMO 2021: abstr LBA2_PR.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt dr. Nelleke Ottevanger naast bovenstaande studies ook de EORTC-1508- en de NRG-GY004-studie. Daarnaast gaan zij in op de KEYNOTE-775-studie bij gevorderd endometriumcarcinoom. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 3