Het toevoegen van pembrolizumab aan eerstelijnschemotherapie bij patiënten met gevorderd urotheelcelcarcinoom geeft weliswaar een verbetering in progressievrije en algehele overleving, maar deze verbetering was niet statistisch significant. Dit presenteerde dr. Ajjai Alva (Ann Arbor, Verenigde Staten) tijdens het ESMO Virtual Congress 2020.1
In de fase 3-KEYNOTE-361-studie werden 1.010 patiënten met een gevorderd irresectabel of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom 1:1:1 gerandomiseerd naar behandeling met pembrolizumab (maximaal 35 cycli), pembrolizumab (maximaal 35 cycli) plus chemotherapie (maximaal zes cycli gemcitabine+cisplatine/carboplatine naar keuze van de onderzoeker), of alleen chemotherapie (maximaal zes cycli). Hierbij werd gestratificeerd voor de keuze van de onderzoeker voor het type chemotherapie en de PD-L1 gecombineerde positieve score. In de pembrolizumab-plus-chemotherapiegroep (P+C) zaten 351 patiënten, in de pembrolizumabgroep (P) 307 patiënten en in de chemotherapiegroep (C) 351 patiënten.
Verbetering in overleving
De mediane tijd vanaf randomisatie tot het afkapmoment in de studie was 31,7 (22,0-42,3) maanden. De mediane progressievrije overleving (PFS) bedroeg 8,3 maanden met P, 3,9 maanden met P+C en 7,1 maanden met C. De mediane algehele overleving (OS) was respectievelijk 17,0, 15,6 en 14,3 maanden. De HR’s bedroegen voor de PFS bij P+C versus C 0,78 (95% BI 0,65-0,93; p=0,0033) en voor de OS 0,86 (95% BI 0,72-1,02; p=0,0407). Zowel de verbetering in PFS als in OS was niet statistisch significant, omdat de p-waarden niet het vooraf gedefinieerde significantieniveau behaalden. Het objectieve responspercentage bedroeg 54,7% voor P+C, 30,3% voor P, en 44,9% voor C. De mediane responsduur was respectievelijk 8,5, 28,2 en 6,2 maanden. Qua bijwerkingen werden er graad 3-5 (ernstige) bijwerkingen gezien bij 75,1% van de patiënten met P+C, 16,9% met alleen P, en 71,6% met alleen C. Dit was consistent met resultaten in andere studies.
Betekenis
Het toevoegen van pembrolizumab aan eerstelijnschemotherapie lijkt zeker een gunstig effect te hebben op de (progressievrije) overleving, maar dit effect behaalde niet het gewenste en vooraf gedefinieerde significantieniveau. “Gezien de ORR lijkt het alsof de hier gebruikte cytotoxische agentia beter werken bij deze vorm van kanker dan de immunotherapie, maar bij immunotherapie zagen we een veel langere responsduur” verklaart Ajjai Alva de gunstige overlevingsdata in de pembrolizumabgroepen. “Harde conclusies kunnen vanwege het niet behalen van significantie niet getrokken worden”, stelt Alva. “Helaas liet het statistisch ontwerp ook geen verdere conclusies van analyses toe met betrekking tot superioriteit/non-inferioriteit van pembrolizumab versus chemotherapie.”
Referentie
1. Alva A, et al. Ann Oncol 2020;31(suppl_4): abstr LBA23.
Dr. Judith Cohen, wetenschapsjournalist