Een behandeling met palbociclib plus letrozol geeft een klinisch betekenisvolle verbetering in progressievrije overleving bij patiënten met oestrogeenreceptor-positief, gevorderd of gerecidiveerd endometriumcarcinoom ten opzichte van placebo plus letrozol. Dit blijkt uit de resultaten van de fase 2-NSGO-PALEO/ENGOT-EN3-studie die dr. Mansoor Raza Mirza (Kopenhagen, Denemarken) presenteerde tijdens het ESMO Virtual Congress 2020.1
Bij oestrogeenreceptor-positieve (ER+) borstkanker is al eerder gebleken dat een behandeling met de CDK4/6-remmer palbociclib plus letrozol betere uitkomsten gaf dan letrozol alleen.2 Tijdens het ESMO Virtual Congress 2020 presenteerde Mansoor Raza Mirza de resultaten van de eerste gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie naar palbociclib plus letrozol versus placebo plus letrozol bij patiënten met gevorderd of gerecidiveerd, ER+ endometriumcarcinoom: de fase 2-NSGO-PALEO/ENGOT-EN3-studie.1 De primaire uitkomstmaat van de studie was de progressievrije overleving (PFS). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de PFS in verschillende subgroepen, het percentage ziektecontrole (DCR), de veiligheid en verdraagbaarheid, en patiëntgerapporteerde uitkomsten. In totaal werden 77 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar palbociclib plus letrozol (n=38) en placebo plus letrozol (n=39).
Betere PFS en DCR
De mediane PFS in de intention-to-treatpopulatie was statistisch significant beter met palbociclib (8,3 maanden) in vergelijking met placebo (3 maanden; HR 0,56; 95% BI 0,32-0,98; p=0,0376). “Als we kijken naar de DCR na zes maanden zien we ook een verbetering met de behandeling met palbociclib. De DCR was 37,8% in de placebogroep en 63,6% in de experimentele groep.” Wanneer de resultaten geanalyseerd werden voor diverse subgroepen, bleek dat er een voordeel werd gezien met een behandeling met palbociclib bij patiënten die niet eerder behandeld waren met megestrolacetaat/medroxyprogesteronacetaat (HR 0,55; 95% BI 0,29-1,04; p=0,0615) en patiënten met een recidief (HR 0,61; 95% BI 0,34-1,09; p=0,0916).
Beheersbaar
Beenmergtoxiciteit was de belangrijkste bijwerking van palbociclib in deze studie, gaf Mirza aan. Anemie werd gemeld bij 8% van de patiënten in de palbociclibgroep en bij 3% in de placebogroep. Neutropenie werd bij respectievelijk 42% versus 0% van de patiënten gerapporteerd. Bij 19% van de patiënten die behandeld werden met palbociclib was een dosisreductie naar 100 mg noodzakelijk en bij 17% naar 75 mg. Dit was in de placebogroep bij respectievelijk 3% en 0% van de patiënten nodig. Palbociclib werd bij 25% van de patiënten gestaakt wegens bijwerkingen, in de placebogroep was dit bij 14% van de patiënten noodzakelijk. De resultaten met betrekking tot de patiëntgerapporteerde uitkomsten lieten geen negatief effect zien van het toevoegen van palbociclib aan letrozol.
Mirza concludeerde dat de combinatie van palbociclib plus letrozol in de fase 2-NSGO-PALEO/ENGOT-EN3-studie een klinisch betekenisvolle verbetering in PFS bewerkstelligde. “De combinatie had tevens een beheersbaar bijwerkingenprofiel, wat verder onderzoek in een fase 3-setting rechtvaardigt”, zei de onderzoeker tot slot.
Referenties
1. Mirza MR, et al. Ann Oncol 2020;31(suppl_4): abstr LBA28.
2. Finn RS, et al. N Engl J Med 2016;375:1925-36.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date vol 5 nummer 3
Commentaar dr. Nelleke Ottevanger, internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen
Tijdens het ESMO Virtual Congress 2020 werden de resultaten gepresenteerd van een studie naar een nieuw middel bij gemetastaseerd cervixcarcinoom: tisotumab vedotin. Dit antilichaam-geneesmiddelconjugaat is onderzocht als monotherapie bij patiënten met gemetastaseerd cervixcarcinoom die eerder waren behandeld, veelal met de combinatie carboplatine, paclitaxel en bevacizumab.1 De resultaten van deze studie waren opvallend goed te noemen voor een groep patiënten die eigenlijk uitbehandeld was. Het objectieve responspercentage was 24%, de mediane duur van de respons 8,3 maanden, de progressievrije overleving 4,2 maanden en de algehele overleving 12,1 maanden. Ook indrukwekkend was dat bij 79% van de patiënten de tumorgrootte verminderde; dat is een hoog percentage voor deze groep patiënten. De toxiciteit van tisotumab vedotin is wel behoorlijk, waarbij ook veel oogtoxiciteit wordt gezien. In deze studie leek dit echter goed onder controle met behulp van oogdruppels. Mijn ervaring is dat patiënten vaak wel misselijk zijn door deze behandeling, en ondanks de oogdruppels blijft bij een deel van de patiënten oogtoxiciteit bestaan. Maar het is een mogelijk effectief middel. Een aantal centra in Nederland nemen deel aan een fase 1B/2-studie naar combinatietherapie met tisotumab vedotin bij het gemetastaseerde cervixcarcinoom.
Bij oestrogeenreceptor-positief mammacarcinoom wordt hormonale therapie gegeven in combinatie met CDK4/6-remmers. Tijdens het ESMO-congres is een gerandomiseerde fase 2-studie gepresenteerd naar de combinatie van letrozol plus palbociclib versus letrozol plus placebo bij oestrogeenreceptor-positief endometriumcarcinoom: de PALEO-studie.2 De PFS verbeterde van 3 maanden met letrozol plus placebo naar 8,3 maanden met letrozol plus palbociclib. Dat vind ik een indrukwekkend verschil. Het percentage ziektecontrole verdubbelde bijna van 37% naar 64%. Het gaat niet om grote patiëntaantallen, maar deze resultaten rechtvaardigen dat er een fase 3-studie gestart gaat worden naar dit behandelregime. De vraag is wel of daarbij uitgegaan moet worden van letrozol, waarvan bekend is dat het een van de minder effectieve hormonale therapieën is bij endometriumcarcinoom. Wellicht is een combinatie met bijvoorbeeld tamoxifen beter.
Referenties
1. Coleman RL, et al. Ann Oncol 2020;31(suppl_4): abstr LBA32.
2. Mirza MR, et al. Ann Oncol 2020;31(suppl_4): abstr LBA28.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven gaat dr. Nelleke Ottevanger naast bovenstaande studies ook in op de INOVATYON-studie, de ICON8-studie en de NORA-studie bij ovariumcarcinoom. Daarnaast bespreken zij de teleurstellende resultaten van twee studies naar immunotherapie bij ovariumcarcinoom, zowel in de nieuw-gediagnosticeerde setting (met atezolizumab) als de platinumresistente setting (met nivolumab).