“De primaire uitkomstmaat van de INOVATYON-studie werd niet behaald”, was de teleurstellende conclusie van dr. Nicoletta Colombo (Milaan, Italië), die de resultaten van deze studie tijdens het ESMO Virtual Congress 2020 presenteerde.1 Naast dat een behandeling met trabectedine plus gepegyleerd liposomaal doxorubicine (TP) geen voordeel in algehele overleving opleverde versus carboplatine plus gepegyleerd liposomaal doxorubicine (CP), was het PFS-voordeel dat gezien werd in deze studie ten faveure van CP. Ook het bijwerkingenprofiel was in het voordeel van de behandeling met carboplatine.
Eerder gepubliceerde preklinische data leken erop te wijzen dat trabectedine de werkzaamheid van een opvolgende behandeling met platinum kon vergroten.2 Het doel van de fase 3-INOVATYON-studie was dan ook het aantonen van een verbetering in algehele overleving (OS) van een behandeling met TP gevolgd door een rechallenge met platinum bij progressie, ten opzichte van CP bij patiënten met een recidief ovariumcarcinoom. Secundaire uitkomstmaten van deze studie waren de progressievrije overleving (PFS), de PFS na opvolgende therapie, de veiligheid van de behandeling en kwaliteit van leven.
Herbehandeling
In deze studie werden meer dan 600 patiënten geïncludeerd met een recidief ovariumcarcinoom en een platinumvrij interval van zes tot twaalf maanden na het beëindigen van een eerste of tweede op platinum gebaseerde behandellijn. Zij werden 1:1 gerandomiseerd naar TP (n=311) of CP (n=306). Patiënten in de TP-groep werden bij progressie herbehandeld met een platinumbevattende therapie. In de CP-groep werden patiënten bij progressie behandeld met een therapie naar keuze van de onderzoeker.
Geen verbetering OS
Colombo: “De studie behaalde de primaire uitkomstmaat niet: er kon geen verbetering in OS aangetoond worden voor TP gevolgd door platinum bij progressie ten opzichte van CP.” De mediane overleving bleek vergelijkbaar voor beide behandelregimes (21,5 maanden met TP en 21,3 maanden met CP; HR 1,10; 95% BI 0,92-1,32; p=0,284). Er was wel een significant verschil in PFS, maar in het voordeel van CP (9,0 maanden versus 7,5 maanden met TP; HR=1,26 95% BI: 1,07-1,49; p=0,005). De PFS na de opvolgende therapie was een van de secundaire uitkomstmaten. “Het is goed te realiseren dat dit niet hetzelfde is als de PFS2, die over het algemeen berekend wordt vanaf het moment van randomisatie”, benadrukte Colombo. In de INOVATYON-studie werd de PFS vanaf de start van de opvolgende therapie bepaald. Hierbij was een trend te zien voor een langere PFS met opvolgende therapie in de TP-groep in vergelijking met de CP-groep (respectievelijk 7,6 en 5,7 maanden; HR 0,84; 95% BI 0,70-1,02; p=0,086). Dit verschil werd significant wanneer de opvolgende therapie bestond uit een platinumbevattende behandeling, zoals voorgeschreven door het studieprotocol.
Beter veiligheidsprofiel CP
Verdere analyses brachten geen subgroepen van patiënten aan het licht die een duidelijk voordeel ondervonden van een behandeling met TP. “Interessant genoeg werd er wel een trend gezien in het voordeel van CP voor patiënten die slechts één eerdere behandellijn hadden ondergaan, terwijl de hazard ratio in het voordeel was van TP voor patiënten die twee eerdere behandellijnen ontvingen”, aldus Colombo.
Daarnaast liet Colombo zien dat zowel het veiligheidsprofiel en de analyses met betrekking tot de kwaliteit van leven in het voordeel waren van een behandeling met CP.
Colombo concludeerde dat platinumbevattende regimes vooralsnog de standaardbehandeling vormen voor patiënten met recidief ovariumcarcinoom en progressie binnen zes tot twaalf maanden na de laatste platinumbevattende therapie. “Omdat de OS vergelijkbaar was tussen de TP- en CP-groep, kan TP wel overwogen worden bij patiënten met meerdere voorgaande behandelingen met platinum die een langere hersteltijd nodig hebben van platinumspecifieke bijwerkingen.”
Referenties
1. Colombo N, et al. Ann Oncol 2020;31(suppl_4): abstr LBA30.
2. Colmegna B, et al. Br J Cancer 2015;113:1687-93.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist