In de dubbelblinde, placebogecontroleerde IMagyn050 fase 3-studie bij patiënten met ovariumcarcinoom gaf toevoeging van anti-PD-L1-antilichaam atezolizumab aan standaardeerstelijnsbehandeling geen verbetering van de PFS.1 De standaardbehandeling in deze studie bestond uit de combinatie van paclitaxel, carboplatine en bevacizumab, sinds enkele jaren een ingeburgerde eerstelijnsbehandeling. De eerste interimresultaten werden gepresenteerd tijdens het ESMO Virtual Congress 2020 door dr. Kathleen Moore (Oklahoma, Verenigde Staten).
De rationale om atezolizumab in deze setting te onderzoek is gelegen in het gegeven dat atezolizumab bij enkele andere tumortypen effectief is gebleken, in het bijzonder bij tumoren met immuuncellen met PD-L1-expressie. Daarnaast is bekend dat bevacizumab de infiltratie van immuuncellen en immuunresponsen in tumoren kan versterken. Ook is aangetoond dat de combinatie van anti-angiogene behandelingen en PD-1/PD-L1-checkpointremming duidelijke antitumoractiviteit heeft bij enkele andere solide tumortypen, zoals long- en hepatocellulaire kanker.
Inclusiecriteria en behandeling
Patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, onbehandeld ovariumcarcinoom, stadium III of IV, die primaire cytoreductieve chirurgie met uitgebreide restziekte of neoadjuvante chemotherapie en intervalchirurgie ondergingen, konden worden geïncludeerd. Randomisatie van de 1.301 geïncludeerde patiënten vond plaats in een 1:1 verhouding tussen atezolizumab 1.200 mg en placebo, beide gegeven in 22 kuren en beide in combinatie met paclitaxel plus carboplatine, gegeven in kuur 1-6, en bevacizumab 15 mg/kg, gegeven in kuur 2-22. De coprimaire uitkomstmaten waren de progressievrije (PFS) en algehele overleving (OS) in de intention-to-treat (ITT)-populatie en de PD-L1-positieve (≥1%) populatie.
Tegenvallende uitkomst
Na een mediane follow-up van ongeveer twintig maanden in beide armen was er geen significant verschil in mediane PFS tussen placebo en atezolizumab in de ITT-populatie (18,4 versus 19,5 maanden; HR 0,92) noch in de PD-L1-positieve populatie (18,5 versus 20,8 maanden). Kathleen Moore: “Een exploratieve analyse liet wel zien dat de PFS in de subgroep met sterkere PD-L1-positiviteit (≥5%) beter was met atezolizumab dan placebo (HR 0,64). De mediane PFS was niet bereikt in de atezolizumabgroep en was 20,2 maanden in de placebogroep.”
Bij deze eerste interimanalyse van de studie was in geen van beide groepen de mediane OS bereikt, maar er waren geen aanwijzingen voor een significante overlevingswinst in de ITT-populatie (HR 0,96) noch in de PD-L1-positieve populatie (HR 0,98).
Veiligheid
Behandelingsgerelateerde ernstige bijwerkingen kwamen frequenter voor in de atezolizumabgroep (35% versus 21%), evenals bijwerkingen leidend tot afbreken van de behandeling (26% versus 22%) en bijwerkingen van bijzondere interesse (73% versus 52%). Tot deze laatste categorie behoorden onder andere schildklierafwijkingen en huiduitslag, die vooral in de atezolizumabgroep frequent optraden. De meest voorkomende bijwerkingen van graad 3 of 4 waren hypertensie en neutropenie. Febriele neutropenie (8,4% versus 3,7%) en pyrexie (4,0 versus 1,2%) kwamen frequenter voor in de atezolizumabgroep. Over het algemeen was het veiligheidsprofiel in beide groepen in overeenstemming met wat al bekend was over de afzonderlijke middelen en hun combinaties.
Referentie
1. Moore KN, et al. Ann Oncol 2020;31(suppl_4):abstr LBA31.
Dr. Marinus Lobbezoo, wetenschapsjournalist