Biochemische en moleculaire analyses van de gerandomiseerde fase 2-ABC-POP-studie laten zien dat bij vroege borstkanker neoadjuvante behandeling met abemaciclib geassocieerd is met signalen van verminderde proliferatie.1 Zo was abemaciclib vergeleken met geen behandeling geassocieerd met een significant verlaagde expressie van Ki67, gefosforyleerd retinoblastoom en cycline E2. Deze resultaten werden tijdens het ESMO Virtual Congress 2020 gepresenteerd door dr. Monica Arnedos (Villejuif, Frankrijk).1
CDK4/6-remmers blokkeren tijdens de celcyclus de overgang van de G1- naar de S-fase, en daarmee de celdeling. Op basis van dit mechanisme zijn verschillende CDK4/6-remmers, waaronder abemaciclib en palbociclib, geregistreerd voor de behandeling van hormoonreceptor-positieve (HR+), HER2-negatieve (HER2-), gevorderde borstkanker.
“Eerder bleek uit de gerandomiseerde fase 2-POP-studie dat een kortdurende, preoperatieve behandeling met palbociclib geassocieerd was met biochemische en genetische veranderingen en een verminderde tumorceldeling bij patiënten met vroeg-stadium borstkanker die niet voor neoadjuvante endocriene of chemotherapie in aanmerking kwamen.2 In navolging van deze studie onderzocht de gerandomiseerde, open-label fase 2-ABC-POP-studie de antiproliferatieve respons bij patiënten met vroeg-stadium, HR+ mammacarcinoom die kortdurend, preoperatief behandeld werden met abemaciclib of deze behandeling niet kregen. De primaire uitkomstmaat was het percentage patiënten met een Ki67-expressie met een natuurlijk logaritme (ln) <1 op dag 15”, vertelt Monica Arnedos.
Biomarkers
In ABC-POP werden 77 patiënten gerandomiseerd naar de abemaciclibarm en 26 patiënten naar de controlearm.1 “De meerderheid van de patiënten bestond uit postmenopauzale vrouwen met T1N0, graad 2, HR+, HER2- borstkanker. Van de patiënten behandeld met abemaciclib had 53,2% behandelingsgerelateerde bijwerkingen (TRAE’s) van elke graad, en 7,8% van graad 3. 42% van de patiënten had graad 1/2-diarree, de frequentste bijwerking van abemaciclib. Bij vier patiënten (5%) werd de behandeling wegens bijwerkingen voortijdig gestopt.
Daarnaast had abemaciclib een duidelijk effect op de tumorcelproliferatie. In de abemaciclibarm had 71% van de patiënten een Ki67-expressie van ln<1 versus 8% in de controlearm (p<0,0001). Een analyse van de farmacodynamiek liet zien dat behandeling met abemaciclib geassocieerd was met een significant verminderde expressie van gefosforyleerd retinoblastoom (Rb) en cycline E2 (beide p<0,0001), en een, nog onverklaarbare, verhoogde expressie van cycline D1 (p=0,047). Er werd geen significante verandering gevonden in de expressie van Rb (totaal), cycline E1 en p16. Wel werd een verminderde expressie gevonden van genen die betrokken zijn bij de celcyclus, DNA-replicatie en proliferatie, waaronder CCNA2, CCNB1, CDK1 en CCNE2. Er werden echter geen biomarkers gevonden die voorspellende waarde hadden in de behandeling met abemaciclib. Een gecombineerde analyse van de genexpressie in POP (palbociclib) en ABC-POP (abemaciclib) identificeerde enkele potentiële biomarkers die gevoeligheid voor CDK4/6-remmers voorspelden en verder gevalideerd zullen worden”, aldus Arnedos.
Referenties
1. Arnedos M, et al. Ann Oncol 2020;31(suppl_4): abstr 161O.
2. Arnedos M, et al. Ann Oncol 2018;29:1755-62.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer