Onder deze, ietwat cryptische titel ging mdl-arts prof. dr. Peter Siersema (Radboudumc, Nijmegen) tijdens het 3e 5D’s Multidisciplinair Gastro-intestinaal Oncologie Congres in op de bruikbaarheid van endoscopische resectie van recidieven van slokdarmkanker na chemoradiotherapie.
Peter Siersema begint zijn voordracht met op te merken dat de termen ESD (endoscopische submucosale dissectie) en EMR (endoscopische mucosale resectie) voor de meeste aanwezigen waarschijnlijk nog vrij onbekend zijn. “Maar we gaan daar de komende jaren ongetwijfeld vaker over horen.” Zoals de namen al zeggen gaat het bij zowel EMR als ESD om endoscopische technieken waarmee (in de slokdarm) lokale, verdachte laesies kunnen worden verwijderd. Siersema: “EMR is een beperktere vorm van resectie, doorgaans een piecemeal resectie, die technisch gemakkelijker uitvoerbaar is dan ESD, minder complicaties oplevert, maar een iets hoger risico geeft op een recidief in vergelijking met ESD. De ESD-techniek, anderzijds, is per definitie een en-bloc resectie, vergt meer expertise en geeft een iets hoger risico op complicaties.”
De vraag is nu welke van deze twee technieken het geschiktst is om een recidief na chemoradiotherapie mee te behandelen. Chemoradiotherapie bij slokdarmkanker kent drie indicaties, legt Siersema uit: “Als neoadjuvante behandeling, als primaire behandeling en soms ook als behandeling bij het ontstaan van een lokaal recidief na een eerdere behandeling. Uit studies is gebleken dat ongeveer de helft van de patiënten na chemoradiatietherapie in twee jaar een recidief ontwikkelt. Die recidieven blijken vooral op te treden in de mucosa en submucosa van de slokdarm. Dat maakt deze recidieven geschikt om endoscopisch te verwijderen.”
Maakt het daarbij dan uit of dit gebeurt middels EMR of ESD? Dat maakt eigenlijk niet veel uit, stelt Siersema, hierbij verwijzend naar een Duits onderzoek dat vorig jaar is gepubliceerd in Gut.1 “In de studie werden twintig patiënten behandeld met EMR en twintig vergelijkbare patiënten met ESD. Ofschoon ESD bij significant meer patiënten leidde tot tumorvrije resectieranden, was er geen verschil tussen beide groepen wat betreft complete remissie na drie maanden en het optreden van recidieven in de hierop volgende twee jaar. Op grond hiervan concluderen de auteurs dat EMR waarschijnlijk bij de meeste patiënten een afdoende vorm van endoscopische behandeling is in geval van een slokdarmrecidief na chemoradiatie.”
Siersema sluit zijn voordracht af met vast te stellen dat de genoemde twee endoscopische technieken een waardevolle aanvulling zijn aan het therapeutisch arsenaal voor een oppervlakkig recidief in de slokdarm na chemoradiatietherapie. “Daarbij is het belangrijk de aanwezigheid van afstandsmetastasen uit te sluiten. Ook moet de laesie duidelijk begrensd zijn.”
Tot slot stelt Siersema dat de groeiende belangstelling voor een afwachtend beleid na chemoradiatie waarschijnlijk zal leiden tot een toename van de incidentie van lokale recidieven. “Endoscopische behandeling daarvan lijkt een veelbelovende optie. We werken momenteel aan een multicentrische studie om de resultaten hiervan te evalueren.”
Referentie
1. Terheggen G, et al. Gut 2017;66:783-93.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 2