Op 12 maart jl. ontving prof. dr. Ate van der Zee, hoogleraar Gynaecologische oncologie in het UMC Groningen, de SGO Innovation Award van de Amerikaanse Society of Gynecologic Oncology. Van der Zee ontving de prijs voor zijn baanbrekende onderzoek naar de behandeling van het vulvacarcinoom.
“Heel bijzonder. Het is een erkenning voor datgene wat onze onderzoeksgroep de afgelopen twintig jaar heeft bereikt. Het voelt als een life time achievement award.” Ate van der Zee is trots dat hij 12 maart 2017 de SGO Innovation Award mocht ontvangen. Dat is de jaarlijkse prijs van de Amerikaanse Society of Gynecologic Oncology (SGO) voor artsen en wetenschappers die baanbrekend onderzoek hebben verricht op het gebied van de gynaecologische oncologie.
Van der Zee ontving de prijs voor zijn onderzoek naar de behandeling van vroegstadium vulvacarcinoom. De behandeling die hij en zijn team de afgelopen jaren hebben ontwikkeld, de poortwachterskliertechniek (sentinel-nodetechniek), is sinds 2008 de internationale standaard voor deze vorm van kanker. In dat jaar publiceerde zijn onderzoeksgroep haar eerste grote studie onder 400 patiënten naar deze nieuwe behandeltechniek. “Vervolgens is deze geleidelijk aan internationaal geaccepteerd als standaardbehandeling. Zowel in de Amerikaanse als Europese richtlijnen is het toepassen van de sentinel-nodeprocedure de eerstekeuzebehandeling. Alle Nederlandse behandelcentra werken hier ook mee.”
Morbiditeit
Vulvacarcinoom is een zeldzame aandoening, vertelt Van der Zee. “In Nederland zien we 400 nieuwe patiënten per jaar. Als je dat vergelijkt met bijvoorbeeld het mammacarcinoom, dan praat je over jaarlijks zo’n 14.000 nieuwe patiënten. Dat is een andere orde van grootte.”
Vroeger werden patiënten met vulvacarcinoom radicaal geopereerd. Niet alleen de plaatselijke tumor, maar ook alle lymfeklieren uit de liezen werden verwijderd. “Dat was een effectieve behandeling, met goede overlevingscijfers, maar met een enorme morbiditeit. Patiënten hadden bijvoorbeeld regelmatig infecties aan benen en liezen, hadden veel pijn, en moesten in verband met lymfoedeem hun leven lang elastische kousen dragen. De behandeling had al met al forse impact op hun kwaliteit van leven.”
Reeds als gynaecologisch oncoloog in opleiding was Van der Zee onder de indruk van deze morbiditeit. “Toen ik als fellow begon, begin jaren 90 van de vorige eeuw, lagen patiënten gemiddeld vier tot zes weken in het ziekenhuis na de operatie, met soms enorme bijwerkingen. Ik vond dat vreselijk om te zien. Ik zag dat er veel ruimte was voor verbetering van deze behandeling. Niet zozeer qua effectiviteit, maar wel in afname van het aantal complicaties. Het was voor mij een klinische motivatie om onderzoek te doen naar een effectievere behandeling, met minder bijwerkingen.”
Poortwachtersklier
De poortwachterskliertechniek die Van der Zee introduceerde, wordt al langer toegepast in de behandeling van mammacarcinoom. “Wij hebben die vertaald naar het vulvacarcinoom. Het houdt in dat we een merkstof inspuiten rondom de tumor, en dat we die vervolgens opsporen in een regionaal lymfeklierstation. Dat is de poortwachtersklier. De gedachte is dat als we in die klier geen uitzaaiingen vinden, we die dan ook niet in de andere klieren hoeven te verwachten. We hoeven die klieren dan niet te verwijderen. Dat betekent een forse reductie van morbiditeit bij deze patiënten. We zien bij deze patiënten, als ze een jaar na hun behandeling op de poli komen, ook nauwelijks dat ze vanwege bijwerkingen behandeld zijn.”
Dat is goed nieuws, al plaatst Van der Zee er wel meteen een kanttekening bij. “We hebben vergelijkend onderzoek gedaan naar de tevredenheid van patiënten met de oude versus de nieuwe behandeling. Wat dan opvalt, is dat patiënten die de oude, radicale behandeling hebben ondergaan, net zo tevreden zijn over hun kwaliteit van leven als de patiënten die de nieuwe behandeling hebben gekregen. Ze zeggen: ‘Ik had kanker, ik ben er goed voor behandeld, ik heb het overleefd.’ Ik heb daarvan geleerd dat patiënten bereid zijn veel bijwerkingen te accepteren, als ze daarmee hun kanker kunnen overleven. Ik denk dat we dat als behandelaars wel eens onderschatten.”
GROINSS-V
In het onderzoek naar innovatieve behandelingen van het vulvacarcinoom loopt de onderzoeksgroep van Van der Zee internationaal voorop. “Toch kunnen we het niet alleen. Dit is zo’n zeldzame vorm van maligniteit, dat je er alleen in internationaal verband onderzoek naar kunt doen. Vandaar dat we in 2000 vanuit Groningen een consortium hebben opgericht, het GROINSS-V-consortium (Groningen International Studies on Sentinel Nodes in vulva cancer). Doel ervan is om gezamenlijk onderzoek te kunnen doen. Wereldwijd zijn er zo’n vijftig onderzoekscentra aan ons consortium verbonden. Uniek is ook, dat vanaf het begin alle Nederlandse umc’s aan het consortium hebben meegewerkt.”
Vanuit het consortium heeft Van der Zee onlangs een tweede studie gedaan onder 1.700 patiënten, de grootste studie ooit bij patiënten met vulvacarcinoom. “In dit onderzoek hebben we allereerst de resultaten van onze eerste studie gevalideerd. Vervolgens hebben we een verder aangepaste behandeling onderzocht. In de eerste studie keken we naar patiënten die geen uitzaaiingen hadden in de poortwachtersklier. Vonden we die wel, dan haalden we alsnog alle lymfeklieren weg. Met de nieuwe behandeling krijgen deze patiënten radiotherapie, in plaats dat we alle lymfeklieren operatief verwijderen. In 2018 verwachten we de uitkomsten van deze tweede studie.”
Ondertussen bereidt Van der Zee het onderzoeksprotocol voor van een derde studie. Hij hoopt dat die net als de tweede studie gefinancierd wordt door KWF Kankerbestrijding. “We willen daarin patiënten met grotere uitzaaiingen in de poortwachtersklier behandelen met een hogere dosis radiotherapie, in combinatie met chemotherapie. Op die manier hopen we te komen tot een nog effectievere behandeling, met nog minder bijwerkingen.”
Recidief
Opvallend is dat 40 tot 50% van de patiënten met vulvacarcinoom na behandeling toch weer recidiveert met opnieuw een tumor op de vulva. “Die kans op recidief was al langer bekend, ook bij de oude, radicale behandelmethode, maar door de lange follow-upperiode waren we nu in staat een vollediger beeld te krijgen. We denken dat niet zozeer de primaire tumor terugkeert, maar dat de huid bij deze patiënten gevoelig is voor tumorontwikkeling. We zouden graag willen weten welke patiënten wel of niet zo’n recidief krijgen, en wat daarbij dan de beslissende factoren zijn. Als we daar meer zicht op zouden hebben, kunnen we er mogelijk preventief iets aan doen. Sommige mensen zeggen dat een onderhoudsdosering corticosteroïden deze gevoeligheid zou kunnen verminderen, maar dat is speculatie. Willen we dat echt weten, dan zullen we dat moeten onderzoeken. Dat is een ambitie voor de toekomst. Ik beschouw de SGO Innovation Award daarom vooral als een aansporing om verder te gaan met ons onderzoek naar diagnostiek, behandeling én preventie van het vulvacarcinoom.”
Drs. Michel van Dijk, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 3