Dr. Henri Timmers, internist-endocrinoloog aan het Radboudumc te Nijmegen, besprak tijdens de V&VN Oncologiedagen 2016 de belangrijkste kankergerelateerde oorzaken van endocrinologische complicaties.
“Zowel kanker als de behandeling daarvan kan een behoorlijke impact hebben op het endocriene systeem van een patiënt”, vertelde Henri Timmers. “Dat systeem bestaat uit endocriene organen en de hormonen die deze produceren.” Hij behandelde vervolgens kankergerelateerde afwijkingen aan drie belangrijke endocriene organen: de hypofyse, de schildklier en de bijnier.
Hypofyse
“De hypofyse produceert veel verschillende hormonen, waaronder hormonen die weer andere hormonale klieren stimuleren, zoals de schildklier, de bijnier en de gonaden”, aldus Timmers. “Bij hypopituïtarisme is de hormoonproductie van de hypofyse te laag met variërende verschijnselen als moeheid, gewichtstoename of -afname, groeiretardatie en infertiliteit. Een deel van die symptomen zie je ook bij uitval van endocriene organen die door hypofysehormonen worden gestimuleerd.”
Een belangrijke oncologische oorzaak voor hypopituïtarisme vormen goedaardige tumoren in de hypofyse en metastasen in de hypofyseregio vanuit elders. Timmers: “Vaak is maar een gedeelte van de hypofyse uitgevallen. De klachten zijn dan afhankelijk van welk deel dat is.”
De meeste hypofysemetastasen komen van een primaire tumor in de borst of longen, respectievelijk 40% en 24%. Andere plaatsen van origine zijn gastro-intestinale tumoren (circa 6%) en de prostaat (5%). Van patiënten met kanker krijgt 5% metastasen in de hypofyse; bij borstkanker is dat maar liefst 17,6%. “Veel vrouwen met gemetastaseerde borstkanker hebben dus hypofysemetastasen, wat hun conditie in belangrijke mate kan bepalen”, aldus Timmers.
Ipilimumab
Een andere belangrijke oorzaak van hypofyse-uitval vormt de behandeling van maligniteiten met ipilimumab, een antilichaam dat T-cellen helpt bij de eliminatie van tumorcellen. “Ipilimumab heeft verschillende bijwerkingen, waaronder hypofysitis, een ontsteking van de hypofyse, met een verminderde productie van met name bijnierhormoon, schildklierhormoon en testosteron tot gevolg”, meldde Timmers. “De frequentie van hypofitis bij behandeling met ipilimumab is dosisafhankelijk. Bij 3 mg/kg krijgt ongeveer 3% hypofysitis; bij 10 mg/kg loopt dat op tot 25%. De ontsteking treedt meestal op na de derde infusie met ipilimumab, maar kan ook ontstaan na de tweede of vierde infusie.”
Een hypofysitis is geen reden om de ipilimumabbehandeling te staken. “Het endocriene systeem kan ondersteund worden met hormoonsuppletie. De hypofysitis zelf behoeft geen behandeling, tenzij de hypofyse vergroot en druk uitoefent op de omgeving. Behandeling bestaat dan uit prednison en eventueel ontlasting van de oogzenuw door de neurochirurg.”
Timmers vindt het belangrijk dat men bij vermoeden van een hypofysitis de endocrinoloog waarschuwt, zodat de hormonale behandeling goed kan worden ingesteld.
Schildklier
De schildklier produceert een hormoon dat de stofwisseling aanstuurt. Behandeling van kanker met tyrosinekinaseremmers (TKI’s) kan leiden tot een verhoogde (hyperthyreoïdie) of verlaagde (hypothyreoïdie) afgifte van dat schildklierhormoon. Bij hyperthyreoïdie horen klachten als gejaagdheid, hartkloppingen, overmatig zweten, gewichtsverlies en slapeloosheid. Hypothyreoïdie kan resulteren in vermoeidheid, gewichtstoename, droge huid, myxoedeem (te zien als pafferige wallen onder de ogen), haaruitval en obstipatie. Timmers: “De kans op een schildklierafwijking varieert per TKI, indicatie en doseerschema, maar kan oplopen tot bijna 90%. Sommige TKI’s, zoals sunitinib, sorafenib en axitinib, kunnen zowel hypo- als hyperthyreoïdie induceren.” De schildklierdisfunctie kan optreden meteen na de start van de therapie, maar ook pas na 94 weken.
Patiënten met een schildklierinsufficiëntie zijn gebaat bij tabletten met synthetisch schildklierhormoon, echter: “Een TKI-behandeling met bijvoorbeeld sunitinib verloopt in een on-off-schema. In de on-periode krijgt de patiënt de TKI; in de off-periode niet”, legde Timmers uit. “Tijdens de on-periode loopt de TSH-waarde op en in de off-periode daalt deze weer. Overweeg pas schildkliertabletten in te zetten als de TSH-waarde niet laag wordt in de off-periode of als er veel klachten zijn. De tabletten verbeteren dan de conditie van de patiënt.”
Bij een hyperthyreoïdie ten gevolge van een thyreoïditis is symptomatische behandeling met pijnstilling en een bètablokker geïndiceerd. De laatste blokkeert de effecten op het hart.
Bijnier
De bijnier produceert verschillende hormonen, waaronder het van levensbelang zijnde cortisol. Bij bijnierinsufficiëntie kunnen klachten ontstaan als ernstige moeheid, spierzwakte, anorexie, diarree, hypotensie, hypoglykemie en depressie. Bijnierinsufficiëntie kan uitmonden in de acute medische situatie addisoncrisis, waarbij de patiënt in shock en/of coma raakt en ten slotte overlijdt.
Oncologisch gerelateerde oorzaken van bijnieruitval zijn bijniermetastasen vanuit tumoren elders (bijvoorbeeld long-, borst- en niertumoren) en resectie van een cortisol- of ACTH-producerende tumor. Timmers: “Indien maar één bijnier uitvalt, is de bijnierfunctie niet verstoord, maar bij uitval van beide bijnieren wel. Dat laatste komt overigens vaak voor.” Bijnierdisfunctie ontstaat ook bij langdurig gebruik van hoge dosis steroïden (> 10 dagen). “De bijnieren worden dan lui en produceren zelf niet meer voldoende cortisol”, verklaarde Timmers. “De steroïden moeten dan langzaam worden afgebouwd, zodat de bijnieren weer op gang komen.”
Behandeling van bijnierinsufficiëntie bestaat uit hormonale suppletie met glucocorticoïden (hydrocortison). “Zelfs een addisoncrisis is zo heel makkelijk te behandelen. Als je er maar op tijd bij bent”, aldus Timmers.
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 1